4.16 HET INSCHAKELSTATION INSTELLEN
In deze stand kunt u de kenmerken en het gedrag van de
tweeweg-keyprox MKP-160 via de centrale aanpassen aan
de wensen van de gebruiker.
4.16.1 SABOTAGE
Als u deze functie inschakelt, wordt melding van sabotage
open/dicht ingeschakeld.
Beschikbare opties zijn: AAN of UIT.
4.16.2 SCREENSAVER
Als u deze functie inschakelt, wordt het scherm
uitgeschakeld als er gedurende enkele seconden geen
toets wordt ingedrukt.
Beschikbare opties zijn: uit (ac) en aan.
4.16.3 TOON 230V UITVAL
Indicatie van AC-uitval in- of uitschakelen op het keyprox-
apparaat.
Beschikbare opties zijn: AAN of UIT.
4.17 LOOPTEST
In deze stand (zie fig. 4.1a) kunt u een periodieke test
uitvoeren via het looptestmenu, ten minste eenmaal
wekelijks en na een alarmgebeurtenis.
5. TESTPROCEDURES
5.1 Voorbereiding
Zorg ervoor dat alle ramen en deuren gesloten zijn en dat alle
zones ongestoord zijn.
GEREED
Indien er op de display "Niet Gereed" staat, kunt u de
reden(en) opvragen door herhaaldelijk op d
toets te drukken. De reden(en) van het probleem(en) worden
weergegeven en gesproken. Zorg ervoor dat deze
problemen opgelost worden voordat u een systeemtest
uitvoert (zie de volgende paragraaf).
32
Figuur 4.16 – Configuratieschema van MKP-160
U U : M M
4.16.4 SUPERVISIE
Hiermee
bepaalt
supervisieberichten controleert die door de keyprox
verzonden worden.
Beschikbare opties zijn: aan en uit.
4.16.5 IN/UIT TOON
Hier stelt u in of de keyprox wel of geen in- en uit-tonen laat
klinken, of dat de keyprox de tonen alleen laat horen
wanneer het systeem is ingeschakeld als AFWEZIG en niet
wanneer het is ingeschakeld als THUIS.
Beschikbare opties zijn: uit, uit bij deel en aan.
Opmerking: Alleen AC-versies van de keyprox MKP-160
hebben In/uit-tonen.
4.16.6 SIRENE VOLUME
Bepaalt het volumeniveau van de sirene.
Beschikbare opties zijn: laag, middel en hoog.
4.16.7 TOON ALARM/STOR
Bepaalt of storing- of geheugengebeurtenissen in de
centrale worden aangegeven op het scherm van de
keyprox.
Beschikbare opties zijn: aan en uit.
Wanneer u wordt gevraagd een "Looptest" uit te voeren,
wandelt u door de locatie om de melders/sensors te
controleren. Wanneer een melder/sensor wordt geactiveerd
en alarm slaat, moeten de naam, het nummer en het
alarmontvangstniveau aangeduid worden (bijvoorbeeld,
"Badkamer", "Z19 sterk") en moet de zoemer klinken
overeenkomstig de ontvangststerkte (1 van 3).
5.2 Detector test
Om een goede werking te garanderen van alle detectors in
het systeem is een uitgebreide diagnostische test vereist.
Voor de uitvoering van deze test verwijzen wij u naar figuur
4.10.
5.3 Keyfobzender test
e
Activeer een transmissie van iedere zender die als keyfob-
apparaat is ingeleerd (volgens de lijst in tabel B2, Bijlage
B). Gebruik iedere keyfobzender om het systeem TOTAAL
in te schakelen en gelijk weer uit te schakelen. Als u de
toets TOTAAL van de keyfob indrukt moet de INSCHAKEL
D-302864 PowerMax Complete Installatiehandleiding
u
of
de
centrale
wel
of
niet