Montageverloop
Netaansluitkabels aansluiten
Fasenbewaker (indien aanwezig)
De fasebewaker controleert de netvoeding van de
■
compressor.
■
Als de waarden boven of onder de interne tolerantie-
grenzen liggen, onderbreekt de fasebewaker het vei-
ligheidscircuit via een potentiaalvrij contact. De com-
pressor schakelt uit.
Als de waarden weer binnen de tolerantiegrenzen
■
liggen, schakelt de fasebewaker de netvoeding van
de compressor automatisch weer vrij. Een ontgren-
deling of terugstelling is niet nodig.
Opmerking
Als de fasebewaker is geactiveerd, netvoeding contro-
leren en oorzaak verhelpen.
Bouwvorm 1
10
20
<>U
A
%
2
10
Asy
15
B
%
5
6
4
12
t
C
0.1
12
11
14
L3
L2
L1
A2
A1
Afb. 35
Over-/onderspanning in %
A
Fase-asymmetrie in %
B
Schakelvertraging in s
C
Gebruikt contact in het veiligheidscircuit (maakcon-
D
tact)
Werkingsindicatie ("Rel")
E
F
Storingsindicator fase-uitval/fasevolgorde "Ph"
Storingsindicator asymmetrie "Asy"
G
Storingsindicator over-/onderspanning "<>U"
H
42
(vervolg)
H
<>U
G
Asy
F
Ph
E
Rel
D
D
Verklaring van de lichtdiodes in de afb. 35
"Rel" brandt groen:
■
Alle spanningen en draaiveld (rechtsdraaiend) zijn in
orde.
■
"Ph" brandt rood:
relais is geactiveerd. Linksdraaiend draaiveld.
Alle leds uit:
■
Een of meerdere fasen ontbreken.
■
"<>U" brandt rood:
Verkeerde spanning op één/meerdere fasen
■
"Asy" brandt rood:
Asymmetrie op één/meerdere fasen
Bouwvorm 2
N 11 21
L1 L2 L3
L 1
A
L 2
L 1
L 3
L 2
L 1
L 3
L 2
B
L 3
12 14
22 24
Afb. 36
Verklaring van de lichtdiodes in de afb. 36
A
Spanning "U":
■
brandt groen als er spanning op staat.
Relais "R":
B
■
brandt geel bij correcte fasevolgorde.
■
Brandt niet bij verkeerde fasevolgorde.