• Tik een sensor tab bijv. A1 aan om de actuele instelling van de aangesloten sensor op
ingang A1 weer te geven. Zolang een sensor niet automatisch wordt geïdentificeerd
door Coach of handmatig wordt geselecteerd uit de sensorbibliotheek, blijft het
sensorscherm leeg en toont het sensorinstellingen dialoogvenster Geen achter de
sensor.
A. Automatisch herkende sensor
Die verschijnt in het betreffende
tabje van het Sensorinstellingen
scherm.
B. Niet-automatisch herkende
sensor
(een ouder type sensor of een
sensor waarvan het EEPROM
geheugen niet gelezen wordt) dient
handmatig gekozen:
Tik op Geen, of Selecteren,
•
Tik op de naam van de
•
gewenste sensor en bevestig
met
.
C. Zelfgemaakte sensor
Gebruikers kunnen hun eigen
sensoren maken en deze toevoegen
voor gebruik in Coach. Aangezien de
analoge ingangen van VinciLab de
spanningssignalen meten in twee
bereiken, tussen 0 ... 5 V of -10 ... 10
V, is het belangrijk om aan te geven
welk spanningsbereik door een
nieuwe sensor wordt gebruikt.
Tik Nieuwe sensor.
•
Kies het gebruikte voltage-
•
bereik.
Standaard worden voltage en volt als grootheid/eenheid gegeven. Voer in wat
•
toepasselijk is voor uw sensor.
Voer de sensorkalibratie uit door middel van een ijkfunctie of door de
•
kalibratiepunten op dezelfde manier in te typen/te meten als beschreven voor
de standaardkalibratie.
Zie verder paragraaf 5.2. Sensor ijking.
• Bevestig met
gebruikersbibliotheek opslaat dan zal deze overal beschikbaar zijn en kunt u deze
in elke Coach Activiteit gebruiken.
• Om de sensor-instellingen weg te gooien, tik Sensor verwijderen.
, om de sensor te bewaren. Als u deze in de
VinciLab Handleiding | 29