Programmering
Impulsteller energie
(3100)
Impulseenheid energie
(3102)
Impulswaarde energie teller
(3103)
Impulswaarde energie noe-
mer
(3104)
Elektrisch bronvermogen
(3108)
94
Energieteller elektrisch
Met de parameter impulstelling energie wordt ingesteld met welke ingang H1 of
H3 de elektrische energie geteld moet worden.
- Geen: Geen telling van de ingang H1 of H3. Deze instelling is belangrijk voor het
geval ingangen voor andere impulstellingen (bijv. registreren van de afgegeven
energie) gebruikt worden.
- Met ingang H1, Met ingang H3: Van de ingestelde ingang wordt de impulsteller
uitgelezen en de daaruit berekende elektrische energie wordt bij de teller voor
de ingezette energie opgeteld.
Het is van belang dat de hier gekozen telleringang in de configuratie (prog.-nr.
5950, 5960) ook op "impulstelling" ingesteld is.
Met de keuze van de impulseenheid wordt ook de registratie van de aangewende
energie voor elektrisch of gasmotorisch aangedreven warmtepompen onder-
scheiden:
- Elektrische energie
Impulseenheid energie = kWh: De impulsen resp. hun energiewaarde wordt di-
rect in de teller voor de ingezette energie opgeteld.
- Gasenergie
Impulseenheid energie = m3: Wordt niet door de warmtepomp ondersteund.
De waarde van een impuls wordt met drie instelparameters in de vorm van een
quotiënt (teller en noemer) en de natuurkundige eenheid ingevoerd:
Impulswaarde = (teller / noemer) * Eenheid
Voor-
Impulswaarde energie teller = 1
beeld 1:
Impulswaarde energie noemer =
100
Impulseenheid energie = kWh
Deze functie berekent met een instelbaar elektrisch bronvermogen, de looptijd en
het toerental de theoretisch voor het gebruik van de bron (pomp/ventilator) aan-
gewende elektrische energie.
=> Brongebruik [kWh] = looptijd [min] / 60 * toerental [%] * elektrisch bronvermo-
gen [kW]
De looptijd wordt met een nauwkeurigheid van 1 minuut geregistreerd. Geregist-
reerd wordt de toestand van de bronpomp Q8 of de luchtventilator K19.
De berekende energie voor het brongebruik wordt in de teller voor de ingezette
energie opgeteld.
Bij de BSW 6-15 en de BLW20 wordt het bronvermogen reeds via de energieteller
van de compressor geregistreerd.
Bij de BLW 7-16 moet het ventilatorvermogen aangegeven worden.
Bij W/W-systemen en de BSW21 moet het vermogen van de extern bronpomp
aangegeven worden.
Wenst men geen telling van de bronenergie, dan moet de functie via de vermo-
gensparameter uitgeschakeld worden ("---").
SensoTherm BLW 7 - 20
=> Impulswaarde
= 100 impuls/kWh
(resp. 0.01 kWh/impuls)
369622 10.10