▪ U moet het systeem aarden. Gebruik hiervoor geen gas- of
waterpijp, bliksemafleider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende
aarding kan kortsluiting en brand veroorzaken.
▪ Wanneer er elektrische aansluitingen worden uitgevoerd, mag er
geen stroom op de hoofdstroomtoevoerkabel zitten en moet de
hoofdschakelaar uitgeschakeld zijn.
▪ Zorg er bij het uitvoeren van elektrische aansluitingen voor dat de
kabels goed worden verbonden en stevig vast zitten.
▪ De stroomtoevoerkabel moet minimaal gelijkwaardig zijn aan
H05RN-F (2451EC57).
▪ De boiler beschikt niet over een goedkeuring voor gebruik op een
hoogte van meer dan 2000 m boven de zeespiegel.
Houd het onderstaande punt in aanmerking bij het aansluiten van
bedrading aan het aansluitingenbord van de elektrische voeding.
a
L
N
a<b
b
WAARSCHUWING
Verwissel in geen geval de stroomgeleiders L en de
neutrale geleider N.
GEVAAR
Gebruik geen gas- en waterleidingen als aarding en zorg
ervoor dat ze nooit eerder voor een dergelijk doel werden
gebruikt. Als u deze regel niet in acht neemt, kan de
fabrikant in geen enkel geval aansprakelijk worden gesteld.
4.8.5
Richtlijnen voor het aansluiten van opties
op de boiler
GEVAAR
X2M-connector heeft 230 V AC.
Optionele apparatuur wordt aangesloten op de connectors die zich
aan de buitenkant van de schakelkast bevinden. Open in geen geval
de schakelkast om optionele apparatuur aan te sluiten.
Temperatuuraansturingen
NTC-zonnesensor
Daikin-kamerthermostaat
Buitenvoeler
Sensor opslagtank warm tapwater
Externe vermogensuitgang
(230 V AC)
Aan-Uit kamerthermostaat*
* De Aan-Uit kamerthermostaat moet een spanningsvrij, droog
contact (230 V AC) hebben
D2CND028+035A1/4AB + D2TND028+035A4AB
Wandgemonteerde condensatieboiler
3P469346-5N – 2019.11
Connector
Aansluitin
g
X1M
1-2
X1M
3-4
X1M
5-6
X1M
7-8
X2M
3-4
X2M
5-6
(7-8)
(5-6)
1
X2M
8
De bedrading van de opties die moeten worden verbonden met de
interne aansluitingen, moeten binnenin de unit uitsteken via
kabelmoffen. De kabelmoffen die samen met de unit worden
geleverd, moeten worden aangebracht op de bodemplaat van de
boiler wanneer deze opties moeten worden aangesloten. Hieronder
ziet u de plaatsing van de kabelmoffen.
PG9
PG9
De gaten in de bodemplaat die zijn voorbehouden voor kabelmoffen,
zijn bedekt met isolatiemateriaal. Het isolatiemateriaal moet worden
doorboord als er moffen worden gebruikt.
Opmerking: De unit moet worden geopend om kabelmoffen te
openen" [ 4 9] om toegang te krijgen tot
installeren. Zie
"4.1 De unit
de binnenkant van de boiler.
4 Installatie
(3-4)
(1-2)
PG7 PG7
Installatiehandleiding
15