U kunt functionaliteit toevoegen aan uw computer door elk van deze randapparaten aan te sluiten of te
gebruiken.
Zet de computer en alle randapparaten uit alvorens u randapparaten aankoppelt.
Steek het netsnoer pas in het stopcontact nadat u alle kabels hebt aangesloten.
Zet de notebook pas aan nadat u alle randapparaten hebt ingeschakeld.
❑
Een externe monitor aansluiten
❑
Weergavemodi selecteren
❑
De dubbele-weergavemodus gebruiken
❑
Externe luidsprekers aansluiten
❑
Een externe microfoon aansluiten
❑
Een USB-muis aansluiten (Universal Serial Bus)
❑
Een printer aansluiten
❑
Een i.LINK™-apparaat aansluiten
❑
Aansluiten op een LAN
✍
Hot plug and play toestellen moeten aangesloten wanneer u de computer start.
USB toestellen zijn hot plug and play toestellen. U hoeft uw computer niet af te sluiten om deze toestellen aan te sluiten, tenzij in de handleiding van