Elektrische aansluiting
Het stopcontact moet zich in de buurt van het apparaat
bevinden en ook na het opstellen van het apparaat
goed bereikbaar zijn.
Het apparaat voldoet aan beschermklasse I.
Het apparaat aansluiten op een volgens de voor-
schriften geïnstalleerd 220–240 V/50 Hz wisselstroom-
stopcontact met aardleiding. Het stopcontact moet zijn
beveiligd met een zekering van 10 tot 16 A.
Bij apparaten die in niet Europese landen worden
gebruikt op het typeplaatje controleren of de aansluit-
spanning en de stroomsoort overeenkomen met de
waarden van uw elektriciteitsnet. U vindt deze gegevens
op het typeplaatje.
ã
Waarschuwing:
Het apparaat mag in geen geval worden aange-
sloten op elektronische energiebesparings-
stekkers. Voor onze apparaten kunnen net-
voedingsinverters en sinusinverters worden
gebruikt. Netvoedingsinverters worden gebruikt
bij fotovoltaïsche installaties die rechtstreeks zijn
aangesloten op het openbare elektriciteitsnet.
Bij losstaande systemen (bijv. op schepen
of in berghutten) die geen rechtstreekse aan-
sluiting op het openbare elektriciteitsnet hebben,
moet een sinusinverter worden gebruikt.
Wateraansluiting
De wateraansluiting mag alleen door een vakkundig
monteur volgens de plaatselijke voorschriften van
het waterleidingbedrijf worden uitgevoerd.
De waterkraan moet zich in de buurt van het apparaat
bevinden en moet ook na plaatsing van het apparaat
goed toegankelijk zijn.
De bijgevoegde slangenset heeft een lengte
van 2 meter.
ã
Voorzichtig:
Voor de aansluiting op het drinkwaternet uitsluitend
de bijgevoegde of een bij de klantenservice gekochte
slangenset gebruiken.
In geen geval aanwezige of reeds gebruikte
slangensets gebruiken.
Het apparaat alleen aansluiten op een drinkwater-
leiding:
–
Min. druk: 0,2 MPa (2 bar)
–
Max. druk: 0,8 MPa (8 bar)
–
Wanneer de druk hoger is dan 0,8 MPa (8 bar):
drukbegrenzer installeren tussen de drinkwater-
aansluiting en de slangenset.
In de koudwatertoevoer moet een apart afsluitventiel
geïnstalleerd worden. Het afsluitventiel mag zich niet
achter het apparaat bevinden. Wij raden u aan het
afsluitventiel direct naast het apparaat of op een
andere, gemakkelijk bereikbare plaats te monteren.
Bij het installeren van de wateraansluiting moeten
de toelaatbare installatiebereiken voor de waterleiding
in acht worden genomen. Meer over de installatieberei-
ken vindt u in hoofdstuk „Afmetingen van de nis".
Voor de aansluiting op het drinkwaternet mogen alleen
waterleidingen gebruikt worden die geschikt zijn voor
drinkwater. Neem in elk geval de nationale voor-
schriften en de aansluitvoorwaarden van het plaatse-
lijke waterleidingbedrijf in acht.
Aanwijzing:
De maximale uitwendige diameter van de waterleiding
(zonder verbindingsstukken) bedraagt 10 mm.
T