Phantoomvoeding (inputkanalen 1–8)
Inputkanalen 1 t/m 8 zijn uitgerust met schakelbare +48 V phantoomvoed-
PHANTOM
ing voor het gebruik met condensatormicrofonen. Phantoom wordt
ON
OFF
geleverd aan de gebalanceerde XLR-3-31-aansluiting en kan individueel
(+48V)
voor ieder kanaal worden aan- of uitgezet. Phantoomvoeding mag alleen
worden aangezet als er een condensatormicrofoon is aangesloten.
Pad (inputkanalen 1–8)
Inputkanalen 1 t/m 8 zijn uitgerust met 26 dB pad schakelaars. Inputpads
verzwakken het ingangsignaal met 26 dB, hierdoor kan de ingang voorver-
sterker werken met signalen van hoog niveau. U moet misschien een pad
26dB
gebruiken met "hete" signalen van bass of snare drum microfoons, of "hete"
line-niveau signalen. PAD schakelaar instellingen worden niet opgeslagen
in scene geheugens of kanaal programma's en kunnen niet met de automix
bediend worden.
Gain
GAIN knoppen stellen de gain af van de input-voorversterker. Zij optimaliseren het
inputsignaalniveau om de beste signaal-naar-ruis prestatie te verkrijgen en moeten
overeenkomstig met de niveaumeters worden ingesteld. Ideaal is het om de GAIN knop
zo in te stellen dat het signaalniveau relatief hoog is, het is niet erg als het af en toe de
PEAK bereikt. Als de PEAK echter te vaak wordt bereikt , moet de GAIN knop een
beetje teruggezet, anders kan er signaalvervorming optreden. De GAIN knop moet met
zorg worden ingesteld. Als deze te laag wordt ingesteld, leidt de signaal-naar-ruis
prestatie daar onder. Als deze te hoog wordt ingesteld, kan er vervelende clipping en
vervorming optreden.
De GAIN knoppen op inputkanalen 1 t/m 8 zijn ontworpen voor gebruik
met microfoonsignalen en hebben een inputgevoeligheid van –16 dB
t/m –60 dB. Samen met de 26 dB PAD schakelaars kunnen deze kanalen
–16
–60
echter ook worden gebruikt met lijn-niveausignalen en "hot" microfoon-
+10
GAIN
–34
signalen. Als de padschakelaar aanstaat, is de inputgevoeligheid 10 t/m
–34 dB.
De GAIN knoppen op inputkanalen 9 t/m 16 en de stereo-ingang (ST IN)
zijn ontworpen voor gebruik met lijn-niveausignalen en hebben een gain
bereik van –10 dB t/m 20 dB.
+10
–20
+10
GAIN
GAIN knopinstellingen worden niet opgeslagen in scene-geheugens of kanaalpro-
grams en kunnen niet worden bestuurd met de automix. GAIN knoppen zijn echter zo
gemaakt dat ze ingedrukt moeten worden voordat ze ingesteld kunnen worden. De
GAIN knop van het stereo-inputkanaal is echter normaal, hoeft niet ingedrukt te
worden.
Aflezen
Signaalniveaus kunnen worden afgelezen op de Meter pagina's. Zie Inputkanalen op
pagina 35 voor meer informatie.
Phantoomvoeding (inputkanalen 1–8)
03D—Nederlandstalige Handleiding
37