DYNA.PHASER
Parameter
Bereik
SENSE
0–100
FB.GAIN
–99 to +99%
OFFSET
0–100
1
HOLD
2
DECAY
DIR
Up, Down
LSF F
21 Hz–1.0 kHz
LSF G
–12 to +12 dB
STAGE
2–16
HSF F
500 Hz–16 kHz
HSF G
–12 to +12 dB
1. 0.02 ms–2.13 s fs=32 kHz/44.1 kHz, 0.02 ms–1.96 s fs=48 kHz
2. 6 ms–46.0 s fs=32 kHz/44.1 kHz, 5 ms–42.3 s fs=48 kHz
FREEZE (Alleen Effect 2)
Parameter
Bereik
REC
MANUAL, INP
MODE
TRG
REC. DLY
–1000 to +1000 ms
TRG. LVL
–×, –60–0 dB
1
PLY MODE
TRG
0–999.6 ms
MASK
MIDI TRG OFF, C1–C6, ALL
LOOP
0–100
NUM
2
START
END
2
LOOP
2
PITCH
–12 to +12
FINE
–50 to +50 cent
1. MOMENT, CONTINUE, INP TRG
2. 0–131070 samples (0.0–2730.6 ms fs=48 kHz, 0.0 ms–2972.1 ms fs=44.1 kHz, 0.0–4095.9 ms
fs=32 kHz).
Selecteer de REC READY schakelaar om een sample op te nemen en druk vervolgens
op de [ENTER] knop. De REC READY schakelaar licht op, hetgeen aangeeft dat het
effect nu klaar is om opgenomen te worden. Druk op de [ENTER] knop, als de REC
MODE op MANUAL staat, om het opnemen te beginnen. Als REC MODE op INP
Omschrijving
Inputgevoeligheid.
Hoeveelheid feedback .
Offset van het fase-shift punt.
Hold tijd.
Delay tijd.
Selecteer of het fase verschuivingspunt zich ofwel opwaarts (Up)
ofwel neerwaarts (Down) verplaatst als reaktie op een hoog input
niveau.
Frequentie van de low shelving filter.
Gain van de of the low shelving filter.
Aantal stages van fase verschuiving.
Frequentie van de high shelving filter.
Gain van de high shelving filter.
Omschrijving
Selecteer de opname mode. MANUAL: het opnemen wordt
gestart door de [ENTER] knop. INP TRG: het opnemen wordt
getriggerd door het inputsignaal.
Specificeer het tijdsverschil tussen de triggertijd en de tijd dat het
opnemen begint. Heeft alleen effect op het opnemen.
Bepaal het niveau van de inputtrigger.
Selecteer de playback mode. MOMENT: het spelen begint als de
[ENTER] knop wordt ingedrukt. CONTINUE: het speelt het
geselecteerde aantal keren af als de [ENTER] knop wordt inge-
drukt. INP TRG: Evenzo, maar getriggerd door het inputsignaal.
Specificeer de tijd vanaf het triggeren tot de volgende trigger
geaccepteert kan worden. Heeft alleen effect op het afspelen.
Maak instellingen voor het triggeren via MIDI note-on/off messa-
ges. Alleen de geselecteerde noot wordt getriggerd.
Bepaal het aantal keren dat het spelen wordt geloopt.
Bepaal het punt waarop het afspelen begint.
Bepaal het punt waarop het spelen eindigt. Als looping wordt
gebruikt, zal dit het herhaalpunt zijn.
Bepaal het begin van de loop.
Bepaal de wijziging in de afspeeltoonhoogte in stappen van halve
tonen.
Bepaal een fijne wijziging in 1 honderste stappen van de afspeel-
toonhoogte.
141
Effect Parameters
03D—Nederlandstalige Handleiding