Download Print deze pagina

Yamaha 03D Gebruiksaanwijzing pagina 293

Advertenties

283
MIDI timecode— Zie MTC
Mix scene—Een verzameling mixinstellingen op een bepaald punt in de song. Net als
een theaterstuk bestaat een stuk muziek uit ook verschillende scenes, die ieder verschil-
lende mixerinstellingen nodig hebben. Mix-scenes worden opgeslagen in scene-geheu-
gen en kunnen handmatig worden opgeroepen of met behulp van MIDI-Program
Changes, die kunnen worden verstuurd door een computer, MIDI voetpedaal, toetsen-
bord of sequencer. Zie ook Scene-geheugens.
MMC (MIDI Machine Control)— Een verzameling MIDI messages voor het
besturen van recorders, videorecorders en ander studio-apparatuur. Kenmerkende
MMC commando's zijn stop, play, rewind en pause.
Modulatie—Audio gebruikt over het algemeen een LFO (low frequency oscillator)
om de frequentie (toonhoogte) of amplitude (niveau) van een signaal be besturen. De
LFO frequentie wordt ingesteld met modulatiesnelheid parameters en de hoeveelheid
LFO wordt ingesteld met modulatiesterkte parameters. Delay tijd en auto-pan snelheid
parameters worden gemoduleerd.
MSB (Most Significant Byte) — De byte van een digitaalwoord dat de hoogste waarde
representeert. In tegenstelling tot LSB
MTC (MIDI Timecode)—Een uitbreiding op de MIDI-Standaard waarmee u audio
aparaten kunt synchroniseren. MIDI Timecode bevat clock- en positie-informatie.
Noise gate—Een elektronische schakelaar die opent als het triggersignaal onder een
gespecificeerde threshold komt en sluit als het triggersignaal de threshold overschrijdt.
Wordt gebruikt om ongewenste sis en ruis te annuleren.
Nominaal Niveau—Zie Operating Level (lett. besturingsniveau).
Nyquist theorem—De Nyquist theorem stelt dat de sampling rate van een digitaal
audio systeem twee keer dat van de hoogste audio frequentie moet bedragen, anders
ontstaat golfvorm vervorming (waveform destortion), ook wel bekend als aliasing. Zie
ook Aliasing.
OMNI—De MIDI mode waarin een apparaat reageert op MIDI data op alle 16
kanalen.
Operating level—Zie Besturingsniveau.
Oversamplen—Het sampelen van een audiosignaal op een hogere rate dan de wer-
kelijke sample rate om ruis te reduceren die wordt veroorzaakt wordt quantize fouten.
PAM (Pulse Amplitude Modulatie)—Pulsen die in het eerste deel van het A/D con-
versieproces voorkomen en op de sample rate worden gemoduleerd door een analoog
audio signaal. Zie ook PCM.
PC—Oorspronkelijk de afkorting van personal computer. Alhoewel het tegenwoordig
meer gebruikt wordt als algemene naam voor IBM-compatibele computer, die veelal
werkt met een versie van het Microsoft Windows oprating system (OS).
PCM (Pulse Code Modulation)—Pulsen die in het tweede deel van het A/D conver-
sieproces ontvangen van PAM worden geconverteerd in binaire datawoorden met
behulp van PCM. Zie ook PAM.
Peaking—Een EQ-component die de band van frequenties snijdt en boost waardoor
een mountain-peak respons wordt geproduceerd. De breedte van de band noemen we
Q. De middenband EQ is meestal van het peaking soort. Vergelijkbaar met Shelving.
PFL (Pre Fader Listen)—Een mixer functie waarmee u een signaal kunt afluisteren
alvorens het gevoed wordt naar de kanaalfader. In tegenstelling tot AFL.
Pink noise—Willekeurige ruis die een gelijke hoeveelheid energie per octaaf bevat.
Bijvoorbeeld de banden 100–200, 800–1600 en 3000–6000 bevatten allen dezelfde
hoeveelheid energie. White noise (witte ruis) bevat echter dezelfde hoeveelheid energie
per frequentie band . Dat wil zeggen 100–200, 800–900 en 3000–3100.
Post fader—Het punt in het signaalverloop na de fader. Aux sends worden vaak
geconfigureerd als post-fader sends, wat betekent dat de bron van het aux send-signaal
03D—Owner's Manual

Advertenties

loading