3.5.3
Aansluiting aan cv-zijde
B Verwarmingselement in meestroombedrijf aansluiten,
d.w.z. de aan- en afvoeraansluitingen niet verwisse-
len.
Daardoor wordt een gelijkmatige boilervulling in de
bovenkant van de boiler gerealiseerd.
B Vulleidingen zo kort mogelijk uitvoeren en goed isole-
ren.
Daardoor worden onnodige drukverliezen en het af-
koelen van de boiler door buiscirculatie e.d. voorko-
men.
B Wanneer de boiler op dezelfde hoogte als het CV-toe-
stel wordt gemonteerd:
het verwarmingselement bij losgemaakte blindkap-
pen vullen, tot verwarmingswater uittreedt. Blindkap-
pen weer dicht sluiten.
B Wanneer de boiler niet op dezelfde hoogte als het
CV-toestel wordt gemonteerd:
monteer een effectieve ontluchting (bijv. een lucht-
pot) op de hoogste plaats tussen de boiler en de ver-
warming om bedrijfsstoringen door luchtinsluitingen
te voorkomen.
Wanneer de boiler op dezelfde hoogte als het cv-toestel
wordt gemonteerd, is geen terugslagklep nodig.
Wanneer de boiler niet op dezelfde hoogte als het cv-
toestel wordt gemonteerd:
B Ter voorkoming van circulatie t.g.v. thermosifonwer-
king in de boilerretour een terugslagklep inbouwen.
-of-
B Buizen die rechtstreeks op de boiler worden aange-
sloten, zodanig uitvoeren dat eigencirculatie niet mo-
gelijk is.
3.5.4
Waterzijdige aansluiting
VOORZICHTIG: Schade door contactcorro-
sie aan de boileraansluitingen!
B Bij aansluiting aan de drinkwaterkant in
koper:
aansluitfitting in messing of rood koper
gebruiken.
B De aansluiting op de koudwaterleiding gebruik ma-
kend van een complete veiligheidsgroep of geschikte
afzonderlijke armaturen.
B De typegoedgekeurde veiligheidsklep moet minimaal
de volumestroom kunnen uitblazen, die door middel
van de ingestelde doorstromingshoeveelheid op de
koudwateraanvoer wordt begrensd
(
hoofdstuk 4.2.3, pagina 13).
ST65E – 6 720 801 583 (2011/12)
B De typegoedgekeurde veiligheidsklep moet af fabriek
zodanig zijn ingesteld, dat het overschrijden van de
toegestane boilerbedrijfsdruk wordt voorkomen.
B De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet in het
tegen bevriezing beschermde gebied via een ontwate-
ringsplaats uitmonden, waarbij de plaats vrij moet
kunnen worden geobserveerd.
De diameter van de uitblaasleiding moet ten minste
overeenstemmen met de diameter van de uitgang van
de veiligheidsklep.
WAARSCHUWING: Beschadiging door over-
druk!
B Wanneer een terugslagklep wordt ge-
bruikt:
de veiligheidsklep tussen de terugslag-
klep en de boileraansluiting (koud water)
monteren.
B Sluit de uitblaasopening van de veilig-
heidsgroep niet af.
B In de buurt van de uitblaasleiding van de overstort een
waarschuwingsbordje met de onderstaande tekst
aanbrengen:
"Tijdens het verwarmen kan op veiligheidstechnische
gronden water uit de uitblaasleiding komen!
Niet afsluiten!"
Wanneer de rustdruk van de installatie groter is dan
80 % van de aanspreekdruk van de veiligheidsgroep:
B Een drukreductieklep voorschakelen.
Installatie
11