Inhoudsopgave
Advertenties
OPSTARTEN VAN DE KETEL
Voorwaarden
Alle aansluitingen zijn uitgevoerd
•
Omschakeling op gas uitgevoerd indien nodig
•
Sifon gevuld met water
•
Elektrische voeding geactiveerd
•
Gastoevoer open
•
Hydraulische kring(en) gevuld met water
•
Procedure
1.
Controleer de afwezigheid van gaslekken.
2.
Druk op de aan/uit-schakelaar (
3.
Indien een kamerthermostaat geïnstalleerd is, ver-
hoogt u eventueel de ingestelde temperatuur, zodat
warmte aangevraagd wordt.
4.
Controleer de gasdruk en laat de ketel enkele minu-
ten opwarmen.
5.
Controleer de brander en stel hem in overeenkom-
stig de lokale normen en voorschriften. Zie de proce-
dure op de rechterkant.
6.
Stel de centrale verwarmingstemperatuur in op de
vereiste waarde door gebruik te maken van het be-
dieningspaneel. Zie "Instelling van de parameters
van de ketel" op pag. 8 en de Handleiding van
de installateur.
7.
Na een werkingstijd van 5 minuten ontlucht u de ver-
warmingskring, tot alle lucht afgevoerd is, en vervol-
gens stelt u opnieuw een druk van 1,5 bar in.
8.
Ontlucht de centrale verwarmingskring nogmaals en
vul indien nodig water bij om de gewenste druk te
bereiken.
9.
Zorg ervoor dat de centrale verwarmingsinstallatie
goed uitgebalanceerd is en regel indien nodig de
kleppen bij om te voorkomen dat sommige kringen
of radiatoren onder- of overbelast zouden worden.
Taken achteraf
1.
Sluit de vulkraan en ontkoppel de vulslang indien no-
dig.
2.
Controleer of de installatie vrij is van lekken.
3.
Controleer of het waterdebiet door het toestel vol-
doende is:
Laat de ketel op maximum vermogen branden.
•
Als de temperaturen stabiel zijn, lees dan de aan-
•
voer en retour temperatuur af.
Controleer of het verschil tussen aanvoer en re-
•
tour temperatuur kleiner of gelijk is aan 20K.
Indien de delta T groter is dan 20K, controleer de
•
pomp instellingen/specificaties.
NL
Opstarten
CONTROLE EN AFSTELLING VAN DE
BRANDER
Voorwaarden
•
•
Procedure
1.
).
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
CO
Om het CO
de venturi in kleine stapjes:
Taken achteraf
Installeer de panelen terug. Zie de handleiding ML.
A1008960-664Y8200 • A
Als de brander op vol vermogen werkt, moet
het CO
-gehalte zich binnen de vastgelegde
2
toleranties in de technische kenmerken bevinden,
(zie
"Kenmerken verbranding" op pag. 15
Voorpaneel en bovenpaneel verwijderd. Zie handleiding ML.
Ketel in werking
Controleer of de parameters van de ACVMax ingesteld zijn
overeenkomstig de behoeften van de gebruiker (zie
stelling van de parameters van de ketel" op pag.
8
), en wijzig ze indien nodig.
Plaats het toestel in de modus van het maximale vermogen
(zie de Handleiding van de installateur).
Controleer met behulp van de drukmeter of de dynamische
gasdruk minstens 18 mbar bedraagt op de gasklep.
Laat het toestel enkele minuten opwarmen tot een
temperatuur van minstens 60 °C.
Meet de verbranding van de brander door de sonde van
de rookgasanalysator in de poort van de meeteenheid
op de rookgaspijp te steken en de weergegeven CO-
en CO
-waarden te vergelijken met die in de tabel met
2
verbrandingsspecificaties.
Als het verschil groter is dan 0,3%, dient u de instelling
uit te voeren die in onderstaande procedure beschreven
wordt.
Plaats de ketel vervolgens in de stand van het
minimumvermogen (zie de Handleiding van de installateur).
Wacht enkele minuten tot de ketel een stabiele toestand
bereikt heeft.
Meet de CO
-waarde. Deze moet gelijk zijn aan de
2
waarde bij maximumvermogen, of maximaal 0,5% lager
dan die waarde. In geval van grote afwijkingen neemt u
best contact op met de onderhoudsdienst van ACV.
afstelprocedure
2
-gehalte af te stellen, draait u de afstelschroef (1) op
2
naar links (tegen de wijzers van de klok in) om het
•
CO
-gehalte te verhogen.
2
naar rechts (met de wijzers van de klok mee) om het CO
•
gehalte te verlagen.
HeatMaster® 25C
).
"In-
-
2
1
35
Advertenties
Inhoudsopgave
