Ontvochtiger ML420-1350, MLT800-1400
5.4.2. Kanaal voor buitenluchttoevoer
Als de ontvochtiger buitenlucht aanzuigt, moet de opening van het toevoerkanaal op voldoende hoogte
boven de grond worden gemonteerd om te voorkomen dat er stof en vuil wordt aangezogen. Het ka-
naalwerk moet zo zijn ontworpen dat regen en sneeuw niet de ontvochtiger kunnen worden ingezogen.
De luchttoevoer mag zich niet in de buurt van mogelijke bronnen van vervuiling bevinden, zoals uitlaat-
gassen, stoom en schadelijke dampen.
Voorkom dat de natte lucht de regeneratielucht bevochtigt door de regeneratieluchttoevoer ten minste 2
m van de natte-luchtafvoer te plaatsen.
Bevestig draadgaas met een maaswijdte van ongeveer 10 mm voor de buitenopening van het kanaal.
Dit voorkomt dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtiger kunnen komen.
1
2
3
3
1. Rechthoekige kanalen
2. Ronde kanalen
3. Draadgaas
5.4.3. Kanaal voor natte-luchtafvoer
Het materiaal van de natte-luchtkanalen moet corrosiebestendig zijn en temperaturen tot 100 °C kun-
nen verdragen. De natte-luchtkanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar voor con-
densvorming bestaat. Vanwege het hoge vochtgehalte van de natte lucht die door de luchtontvochtiger
wordt afgevoerd, kan er gemakkelijk condens aan de binnenzijde van de kanalen ontstaan.
Horizontale kanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de luchtontvochtiger af) om
eventuele condens af te voeren. Het afschot moet ten minste 2 cm per meter kanaal bedragen. Op lage
punten van het kanaal moeten afvoergaten (5 mm) worden aangebracht om ophoping van water te
voorkomen.
Bevestig draadgaas met een maaswijdte van ongeveer 10 mm voor de buitenopening van het kanaal.
Dit voorkomt dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtiger kunnen komen.
1
2
4
3
3
4
5
1. Horizontale natte-luchtafvoer
2. Verticale natte-luchtafvoer
3. Draadgaas
4. Afschot
5. Condensafvoer
16