21.2 Componenten die moeten worden
gereinigd of vervangen
Het volgende overzicht toont de componenten van het
toestel die u ofwel vervangt of reinigt.
1
Vetfilter
2
Geurfilter of akoestisch filter
3
Glaskeramiek
4
Overloopreservoir
21.3 Kookplaat reinigen
Reinig de kookplaat na elk gebruik zodat er geen
kookresten inbranden.
Vereiste: De kookplaat moet koud zijn. Laat bij suiker-
vlekken, kunststof of aluminiumfolie de kookplaat niet
afkoelen.
1.
Verwijder hardnekkig vuil met een schraper voor vi-
trokeramische kookplaat.
2.
Reinig de kookplaat met een reinigingsmiddel voor
glaskeramiek.
Houd de reinigingsinstructies op de verpakking van
het reinigingsmiddel aan.
Tip: Met een speciale spons voor glaskeramiek kunt
u goede reinigingsresultaten boeken.
21.4 Kookplaatrand reinigen
Wanneer er na het gebruik vuil of vlekken op de rand
van de kookplaat bevinden, reinig deze dan.
Opmerking: Geen schraper gebruiken.
1.
De kookplaatrand reinigen met warm zeepsop en
een zachte doek.
Nieuwe vaatdoekjes voor gebruik grondig uitwas-
sen.
2.
Droog na met een zachte doek.
21.5 Geurfilter of akoestisch filter
vervangen
Vervang het geurfilter regelmatig. Vervang de akoesti-
sche filters als ze verontreinigd zijn.
Opmerking: De geurfilters of akoestische filters zijn
verkrijgbaar in de speciaalzaak, bij de klantenservice of
in de onlineshop.
1.
Alleen originele filters, om een optimale werking te
1
garanderen.
2.
LET OP!
2
Eraf vallende vetfilters kunnen de eronder liggende
kookplaat beschadigen.
3
▶
Met een hand onder de vetfilter grijpen.
Verwijder het vetfilter.
Vet kan zich op de bodem van het reservoir ver-
‒
zamelen. Het vetfilter niet schuin houden om te
voorkomen dat er vet vanaf druipt.
4
3.
De 4 geurfilters of akoestische filters eruit halen en
correct afvoeren.
4.
De 2 geurfilters of akoestische filters links en rechts
in het apparaat plaatsen en naar voren schuiven.
Reiniging en onderhoud nl
19