Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Parameters - dixell XR77CX Installatie- En Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

dIXEL

7. PARAMETERS

rtc Real time clock menu : Het instellen van de tijd en datum en de het configureren van de
starttijden van ontdooiingen.
Regeling
Hy Differentieel: (0,1 ÷ 25,5°C / 1÷255 °F) differentieel. Compressor start bij instelpunt+differentieel
(Hy). Compressor stopt bij instelpunt.
LS Minimum setpunt: (-100°C÷SET/-148°F÷SET): Bepaalt de minimum aanvaardbare waarde voor
het setpunt.
US Maximum setpunt: (SET÷110°C/ SET÷230°F). Bepaalt de maximum aanvaardbare waarde voor
het setpunt.
Ot Thermostaat probe kalibratie: (-12.0÷12.0°C; -120÷120°F) Laat toe om de thermostaat probe te
kalibreren.
P2P Verdampersonde aanwezigheid:
N = niet aanwezig, ontdooiingen stoppen volgens tijd;
Y = aanwezig, de ontdooiingen stoppen volgens temperatuur.
OE Verdampersonde kalibratie: (-12.0÷12.0°C; -120÷120°F). Laat toe om de verdamper probe te
kalibreren.
P3P Derde sonde aanwezig (P3):
N = niet aanwezig, de aansluitingen 18-20 werken als digitale ingang;
Y = aanwezig, de aansluitingen 18-20 werken als derde probe.
O3 Derde sonde kalibratie (P3): (-12.0÷12.0°C; -120÷120°F). Laat toe om de derde probe te
kalibreren.
P4P Vierde sonde aanwezigheid
n = Sonde niet aanwezig;
y = Sonde Aanwezig.
o4
Vierde sonde calibratie: (-12.012.0°C) laat de mogelijkheid om de vierde probe te kalibreren
OdS Uitgangsvertraging na opstart: (0÷255min) Deze functie is geactiveerd wanneer de regelaar
wordt ingeschakeld en zorgt ervoor dat geen enkele uitgang gedurende een tijd OdS wordt
geactiveerd.
AC Anti pendelbescherming: (0÷50 min) geeft de minimum tijd aan dat de compressor stil moet
liggen vooraleer hij terug kan opstarten. (anti-pendelbescherming).
rtr
Percentage van de meetwaarden van de eerste en tweede sonde om op te regelen.
(0÷100; 100 = P1, 0 = P2 ): Laat toe de regelaar te laten regelen volgens een fictieve sonde,
berekent uit P1 en P2 volgens: (rtr(P1-P2)/100 + P2).
CCt Compressor Aan tijd gedurende continue cyclus: (0.0÷24.0h; res. 10min) Laat toe de lengte
te bepalen van de continue cyclus: compressor blijft aan zonder onderbreking gedurende de CCt
tijd. Kan gebruikt worden, bvb, wanneer de ruimte gevuld is met nieuwe producten.
CCS Set punt voor continue cyclus: (-100÷150°C) setpunt gebruikt tijdens continue cyclus.
COn Compressor Aan tijd met defecte sonde: (0÷255 min) Tijd dat de compressor actief is in geval
van defecte thermostaatsonde. Met COn=0 is de compressor altijd UIT.
COF Compressor Uit tijd met defecte sonde: (0÷255 min), Tijd dat de compressor uitgeschakeld is
in geval van defecte thermostaatsonde. Met COF=0 is de compressor altijd actief.
Weergave
CF Temperatuur meeteenheid: (°C÷°F), °C = Celsius; °F= Fahrenheit. Waarschuwing: Wanneer
de meeteenheid veranderd is, moeten het SETpunt en de waarden van de parameters Hy, LS,
US, Ot, ALU en ALL gecontroleerd en/of veranderd worden
rES Resolutie (voor °C): (in = 1°C; dE = 0.1 °C) dE= decimaal punt; in= integer
Lod Uitlezing: (P1; P2, P3, P4, SET, dtr): Selecteer wat er op de display moet worden uitgelezen:
P1 = Thermostaat sonde; P2 = Verdamper sonde; P3 = derde sonde (enkel voor regelaars met
deze optie ingeschakeld.); P4 =Vierde sonde, SET = setpunt; dtr = percentage van de
verschillende sondes
rEd X- REP Uitlezing (optioneel): (P1; P2, P3, P4, SET, dtr): Selecteer wat er op de 2
moet worden uitgelezen: P1 = Thermostaat sonde; P2 = Verdamper sonde; P3 = derde sonde
(enkel voor regelaars met deze optie ingeschakeld.); P4 =Vierde sonde, SET = set punt; dtr =
percentage van de verschillende sondes
dLy Uitlezing vertraging: (0 ÷20.0m; resul. 10s) wanneer de temperatuur veranderd wordt het
display geüpdate met 1 °C/1°F na deze tijd
dtr Percentage van de eerste en tweede sonde voor het visualiseren van de temperatuur
wanneer Lod = dtr (0÷100; 100 = P1, 0 = P2 ): indien Lod = dtr laat toe om de visualisatie in
te stellen naar gelang een percentage van de eerste en tweede probe, volgens de formule
(dtr(P1-P2)/100 + P2).
Ontdooiingen
EdF Soort Ontdooiing mode(enkel RTC toestellen):
rtc = Real Time Clock mode: Ontdooiingen gebeuren volgens de parameters : Ld1÷Ld6 op
werkdagen en Sd1÷Sd6 op vakantiedagen.
in = interval mode. De ontdooiingen starten wanneer tijd "Idf" is verstreken.
tdF Type ontdooiing: EL = elektrische ontdooiing; in = heet gas ontdooiing
dFP Sonde einde dooitemperatuur: einde dooitemperatuur gemeten volgens: nP = geen probe; P1
=thermostaat probe; P2 = verdamper probe; P3 =configureerbare probe; P4 = Probe op hotkey.
dSP Sonde einde dooitemperatuur tweede verdamper: tweede einde dooitemperatuur gemeten
volgens: nP = geen probe; P1 =thermostaat probe; P2 = verdamper probe; P3 =configureerbare
probe; P4 = Probe op hotkey.
dtE Einde Ontdooitemperatuur: (-50÷50 °C/ -58÷122°F) stel de temperatuur waarbij de ontdooiing
wordt beëindigd. (gemeten door de sonde ingesteld in de parameter dFP)
dtS Tweede Einde Ontdooitemperatuur: (-50÷50 °C/ -58÷122°F) stel de temperatuur waarbij de
tweede ontdooiing wordt beëindigd. (gemeten door de sonde ingesteld in de parameter dSP)
IdF Interval tussen twee ontdooicyclussen (0÷120h) Bepaalt de tijd van het interval tussen de
start van twee ontdooi cyclussen.
MdF
(Maximum) tijd van de eerste ontdooiing: (0÷255min) Indien DFP = n (geen
verdampersonde), wordt de ontdooitijd ingesteld in MdF. Indien DFP = Px wordt de ontdooiing
gestopt op temperatuur. Met MdF wordt dan de maximum duur ingesteld.
MdS (Maximum) tijd van de tweede ontdooiing: (0÷255min) Max duur van de tweede ontdooiing
(als OA3 = DF2). Indien DSP = n (geen verdampersonde), wordt de ontdooitijd ingesteld in MdS.
Indien DSP = Px wordt de ontdooiing gestopt op temperatuur. Met MdS wordt dan de maximum
duur ingesteld voor de tweede ontdooiing.
dSd Start ontdooiing vertraging: ( 0÷99min) Tijdsvertraging voor het uitvoeren van ontdooiingen om
de elektrische belasting tov verschillende installaties te verdelen.
dFd Weergave tijdens ontdooiing (rt = reele temperatuur; it = temperatuur tijdens ontdooiingen SEt
= set point; dEF = "dEF" label)
XR77CX_V2.doc
Installatie en Gebruikershandleiding
dAd MAX vertraging voor uitlezing na ontdooiing. (0÷255min). Bepaalt de maximum tijd tussen
het einde van de ontdooiing en het opnieuw opstarten van de reële ruimte temperatuurdisplay.
Fdt Druip tijd: (0120 min) tijdsinterval tussen het bereiken van de temperatuur op het einde van de
ontdooiing en het herstellen van de regelaars normale werking. Deze tijd laat de verdamper toe
waterdruppels te elimineren die misschien gevormd bij de ontdooiing.
dPo Eerste ontdooiing na opstart: y = onmiddellijk; n = na de IdF tijd
dAF Ontdooivertraging na continue cyclus: (023.5h) tijdsinterval tussen het einde van de
snelkoelingscyclus en de volgende ontdooiing die ermee verwant is
FANS
FnC Werkingsmode ventilatoren:
C-n = samen met de compressor, UIT tijdens ontdooiing;
o-n = continu, UIT tijdens ontdooiing;
C-Y = samen met de compressor, AAN tijdens ontdooiing;
o-Y = continu, AAN tijdens ontdooiing;
Fnd Ventilatorvertraging na ontdooiing: (0÷255min), Vertragingstijd ventilatoren na de ontdooiing.
Fct Temperatuur differentieel ter verhindering pendelen ventilatoren: (0÷59°C; Fct=0 functie
gedeactiveerd), Als het temperatuurverschil tussen verdamper en ruimte groter is dan de waarde
van de parameter Fct, zullen de ventilatoren draaien.
FSt Einde ventilatie temperatuur: (-50°C), boven deze temperatuur zijn de ventilatoren altijd
UIT.
Fon Ventilator aan tijd: (0÷15 min), wanneer Fnc = C_n of C_y, (ventilatie parallel geregeld met
compressor). Hier stelt u de tijd in dat de ventilatoren draaien wanneer de compressor niet actief
is, hierna zijn deze uit voor een FoF tijd, waarna weer een Fon tijd geventileerd wordt. Wanneer
Fon =0 en FoF ≠ 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait. Wanneer Fon =0
en FoF = 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait.
FoF Ventilator uit tijd: (0÷15 min), wanneer Fnc = C_n of C_y, (ventilatie parallel geregeld met
compressor). Hier stelt u de tijd in dat de ventilatoren niet draaien wanneer de compressor af is,
hiervoor zijn deze aan voor een Fon tijd, waarna weer een FoF tijd uit. Wanneer Fon =0 en FoF
≠ 0 zijn de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait. Wanneer Fon =0 en FoF = 0 zijn
de ventilatoren altijd uit als de compressor niet draait.
FAP Sonde selectie voor ventilator management: nP = geen sonde; P1 =thermostaat probe; P2 =
verdamper sonde; P3 =configureerbare sonde; P4 = 4
HULP RELAIS THERMOSTAAT CONFIGURATIE (terms. 10-11-12) – OA3 = AUS
ACH Type regeling van hulprelais: Ht = verwarmen; CL = Koelen
SAA Set punt voor hulprelais: (-100÷110,0°C; -148÷230°F) het instelpunt waarbij het hulprelais zal
omschakelen.
SHy Differentieel voor hulprelais: (0,1 ÷ 25,5°C / 1÷255 °F) Differentie van het setpunt bij het
hulprelais.
Met ACH = cL AUX Schakelt in bij SAA + SHy; . AUX schakelt uit bij SAA
Met ACH = Ht AUX Schakelt in bij SAA - SHy; . AUX Schakelt uit bij SAA
ArP Sonde regeling hulprelais: nP = geen sonde, hulprelais wordt geschakeld door de digitale
ingang; P1 = Sonde 1 (Thermostaat sonde); P2 = Sonde 2 (verdamper sonde); P3 = Sonde 3
(display sonde); P4 = Sonde 4.
Sdd Toestand contact gedurende ontdooiing:
n = het hulpcontact werkt gedurende ontdooiing
y = het hulpcontact werkt niet gedurende ontdooiing.
ALARMEN
ALP Probe selectie voor alarm: nP = geen sonde temperatuur alarmen zijn uitgeschakeld P1 =
Sonde 1 (Thermostaat sonde); P2 = Sonde 2 (verdamper sonde); P3 = Sonde 3 (display sonde);
P4 = Fourth sonde.
e
display
ALC Temperatuur alarm configuratie: (Ab; rE), Ab= absolute temperatuur: alarmtemperatuur is
gegeven door de ALL of ALU waarden. rE = temperatuuralarmen hebben betrekking op het
setpunt. Temperatuuralarm is geactiveerd wanneer de temperatuur de "SET+ALU" of "SET-ALL"
waarden overschrijdt.
ALU Maximum temperatuur alarm: (ALL÷150°C), bovenste alarmgrens voor temperatuur, wanneer
deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging uit parameter "Ald", het alarm
geactiveerd worden.
ALL Minimum temperatuur alarm: (-50.0 °C ÷ ALU), onderste alarmgrens voor temperatuur,
wanneer deze temperatuur bereikt wordt zal, na de tijdsvertraging uit de parameter "Ald", het
alarm geactiveerd worden.
AFH Differentieel voor alarmherstel: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F), differentieel voor herstel van
temperatuuralarm.
ALd Vertraging temperatuur alarm: (0÷255 min), Tijdsinterval tussen het detecteren van een
alarmtoestand en het alarmsignaal.
dAO Vertraging temperatuur alarm na opstart regelaar: (van 0.0 min tot 23.5h), Tijdsinterval
tussen het detecteren van de temperatuuralarmtoestand nadat het toestel is ingeschakeld en het
alarmsignaal.
CONDENSER TEMPERATUUR ALARM
AP2 Sonde selectie voor temperatuur alarm van de condensor: nP = Geen sonde; P1 =
thermostaat sonde; P2 = verdamper sonde; P3 =configureerbare sonde; P4 = Sonde op Hot Key
AL2 Laag temperatuur alarm van de condensor: (-100÷150°C; -148÷302°F) bij het bereiken van
deze temperatuur zal LA2 alarm worden gesignaleerd (mogelijk na een vertraging Ad2)
Au2 Hoog temperatuur alarm van de condensor: (-100÷150°C; -148÷302°F) Bij het bereiken van
deze temperatuur zal het HA2 alarm worden gesignaleerd( mogelijk na een vertraging Ad2)
AH2 Differentieel voor temperatuur alarm herstel: (0,1÷25,5°C; 1÷45°F)
Ad2 Condensor vertraging temperatuur alarm: (0÷255 min) tijdsinterval tussen het detecteren van
een condensor temperatuur alarm voorwaarde en het effectief signaleren ervan.
dA2 Condensor temperatuur alarm uitstel bij opstart. (van 0.0 min tot 23.5h, res. 10min)
bLL Compressor uitschakelen bij laag temperatuur alarm condensor:
n = no: compressor blijft werken.
Y = yes, compressor wordt uitgeschakeld zolang het alarm zich voordoet. In ieder geval kan er
maar een herstart plaatsvinden na een antipendel vertraging AC.
AC2 Compressor uitschakelen bij hoog temperatuur alarm van condensor.
n = no: compressor blijft werken.
Y = yes, compressor wordt uitgeschakeld zolang het alarm zich voordoet. In ieder geval kan er
maar een herstart plaatsvinden na een antipendel vertraging AC.
HULP RELAIS
XR77CX
Frigro NV
de
sonde aangesloten op Hot Key plug
3/6

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave