Klemmen
L
N
PE
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Besturing met 0 – 10 V DC
Stuursignaal
0 V
1,5 V – 10 V
Let op de volgende punten in de onderstaande installatieschema's met elektromechanische regeling:
Let op de gegevens over types en aanleg van leidingen met inachtneming van VDE 0100.
Zonder *: NYM-J. Het noodzakelijke aantal aders incl. beschermgeleider is op de leiding aangegeven. Doorsneden zijn
niet aangegeven, omdat de leidinglengte in de berekening van de diameter wordt opgenomen.
Met *: J-Y(ST)Y 0,8mm. Uit de buurt van sterkstroomleidingen aanleggen.
Met **: UNITRONIC® BUS LD 2x2x0,22 mm². Uit de buurt van sterkstroomleidingen aanleggen.
Bij gebruik van andere leidingtypes moeten deze ten minste gelijkwaardig zijn.
De aansluitklemmen van het apparaat zijn geschikt voor een maximale aderdiameter van 2,5 mm².
Bij gebruik van aardlekschakelaars moeten deze minimaal mengfrequentiegevoelig (type F) zijn. Bij het ontwerp van de
ontwerplekstroom moet rekening worden gehouden met de voorschriften in DIN VDE 0100, deel 400 en 500.
Bij het ontwerp van de netvoeding en beveiliging ter plaatse moet met de elektrische specificaties rekening worden ge-
houden.
Aansluiting door opdrachtgever
Voedingskabel
GND
0 - 10 V
Optioneel brug (N)
Optioneel brug (N)
Ventiel verwarmen/koelen 230 V
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
Aansluiting intern
Motor L
Motor N
PE
GND
0 – 10 V
Functie
Uit
0 – 100%
KaCool W
Optioneel/beschikbaar gesteld
Condensaatpomp L
Brug N (door opdrachtgever be-
schikbaar te stellen)
Ventiel/condensaatpomp N
Ventiel/storing condensaatpomp
Storing condensaatpomp
23