Elfde uitgave • Vierde druk
Sturen
1
Druk de rijfunctieknop in. Op het LED-scherm
licht een cirkel onder het rijfunctiesymbool op.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
2
Houd de voetschakelaar (indien aanwezig)
ingedrukt.
3
Draai de stuurwielen met behulp
van de duimschakelaar op de
joystick.
Onderdeelnr. 1307633DUGT
Rijden
1
Druk de rijfunctieknop in. Op het LED-scherm
licht een cirkel onder het rijfunctiesymbool op.
Als de joystick niet binnen zeven seconden na het
indrukken van de rijfunctieknop wordt bewogen, gaat
de cirkel onder het rijfunctiesymbool uit en treedt de
rijfunctie niet in werking. Druk nogmaals op de
rijfunctieknop.
2
Machines uitgerust met voetschakelaar: Houd de
voetschakelaar ingedrukt en houd tegelijkertijd
de functieschakelaar op de joystick ingedrukt.
3
Snelheid verhogen: Verplaats de joystick
langzaam uit het midden.
Snelheid verlagen: Verplaats de joystick
langzaam naar het midden toe.
Stoppen: Zet de joystick terug in de middelste
stand of laat de functieschakelaar los.
Gebruik de kleurgecodeerde richtingpijlen op de
platformbediening en op het platform om de rijrichting
van de machine te bepalen.
De rijsnelheid van de machine wordt beperkt bij
geheven platform.
De prestaties van de machine zijn afhankelijk van de
staat van de accu. De rijsnelheid en de
functiesnelheid van de machine nemen af als de
accuniveau-indicator knippert.
GS
™
-30 • GS
™
-32 • GS
™
Bedieningshandleiding
Bedieningsinstructies
-46
57