Buitenunits
RZQG71~140
Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
RZQSG71~140 Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
RZQ200~250
Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
Zie de tabel hierna voor combinatie met een R32-buitenunit:
Buitenunits
RXM25~60
Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
2MXM50
Buitentemperat
uur
3MXM40~68
4MXM68~80
5MXM90
Binnentempera
tuur
RZAG71~140
Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
FFA25~60A2VEB
Split-systeem airconditioners
4P456960-1 – 2017.03
Koelen
Verwarmen
–
–
15~50°C droge
19~21°C droge
bol
bol
–
20~15,5°C natt
e bol
18~37°C droge
10~27°C droge
bol
bol
12~28°C natte
bol
–
–
15~46°C droge
14~21°C droge
bol
bol
–
15~15,5°C natt
e bol
20~37°C droge
10~27°C droge
bol
bol
14~28°C natte
bol
–5~46°C droge
–
bol
14~21°C droge
bol
–15~15°C natte
bol
20~37°C droge
10~27°C droge
bol
bol
14~28°C natte
bol
Koelen
Verwarmen
–
–
10~46°C droge
15~24°C droge
bol
bol
–16~18°C natte
bol
18~32°C droge
10~30°C droge
bol
bol
–
–
10~46°C droge
15~24°C droge
bol
bol
–16~18°C natte
bol
18~32°C droge
10~30°C droge
bol
bol
–
–
20~52°C droge
19,5~21°C drog
bol
e bol
–
20~15,5°C natt
e bol
18~37°C droge
10~27°C droge
bol
bol
12~28°C natte
bol
Buitenunits
RZASG71~140
Buitentemperat
uur
Binnentempera
tuur
Binnenvochtigheid
(a)
Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water
uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid
buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd
worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
12.2
Gebruik van het systeem
12.2.1
Over het gebruik van het systeem
▪ Schakel de hoofdvoeding 6 uur vóór de inwerkingstelling in om de
unit te beschermen.
▪ Als de hoofdvoeding tijdens het gebruik wordt uitgeschakeld,
wordt de unit automatisch herstart zodra ze weer wordt
ingeschakeld.
12.2.2
Over koelen, verwarmen, alleen ventileren
en automatische werking
▪ De luchtstroomsnelheid kan zich automatisch aanpassen aan de
kamertemperatuur of de ventilator kan onmiddellijk stoppen. Dit is
echter geen storing.
12.2.3
Over verwarmen
Het kan langer duren voor de ingestelde temperatuur wordt bereikt
voor algemeen verwarmen dan voor koelen.
De volgende stappen worden uitgevoerd om te voorkomen dat de
verwarmingscapaciteit afneemt of dat koude lucht wordt uitgeblazen.
Ontdooien
Bij het verwarmen bevriest de luchtgekoelde warmtewisselaar van
de buitenunit hoe langer, hoe meer, zodat steeds minder energie
kan worden overgebracht naar de warmtewisselaar van de
buitenunit. De verwarmingscapaciteit neemt af en het systeem moet
ontdooien om nog voldoende warmte te leveren aan de binnenunits.
De
ventilator
van
de
binnenunit
koelmiddelcyclus wordt omgekeerd en energie van in het gebouw
wordt gebruikt om de warmtewisselaar van de buitenunit te
ontdooien.
De ontdooistand wordt aangegeven met
de binnenunit.
Warme start
Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit
een
binnenunit
wordt
geblazen,
automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface
wordt
aangegeven. Het kan even duren voordat de
ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing.
12.2.4
Gebruik van het systeem
1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de
gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand.
Koelen
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
12 Bediening
Koelen
Verwarmen
–
–
15~46°C droge
14~21°C droge
bol
bol
–
15~15,5°C natt
e bol
20~37°C droge
10~27°C droge
bol
bol
14~28°C natte
bol
(a)
≤80%
wordt
stilgelegd,
de
op het display van
wordt
de
binnenventilator
17