Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½"
ISO 228-1) van het apparaat, en plaats de
pakking 2. Afhankelijk van de diameter van
de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3. Plaats, nadat de
slangaansluiting(en) werd(en)
vastgedraaid, de gasleiding 6 op de
slangaansluiting en bevestig ze met de klem
5 conform de van kracht zijnde norm.
De aansluiting met rubberleiding
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar
gas, en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
36
Installatie
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel "Tabel eigenschappen brander en
gasmondstukken".
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.