10. Overzicht van ingangen en uitgangen
DI:
Digitale ingang
DO: Digitale uitgang
AI:
Analoge ingang
NC: Normaal gesloten contact
NO: Normaal open contact
C:
Algemeen.
Positienummers, zie afb. 16.
Groep
Klem
Aanduiding
Aansluiting op fasege-
L
leider
Aansluiting op neutrale
1
N
geleider
Aansluiting op bescher-
PE
mende aarding
A1
RS-485 A
Y1
RS-485 GND
B1
RS-485 B
2
Functionele aarding
3
Aansluiting op externe veldbus, zie de installatie- en bedieningsinstructies voor de CIM module.
0 V
4
Aansluiting op accu
+12 VDC
10
DI1
11
GND
12
DI2
13
GND
5
14
DI3
Alle klemmen (behalve netklemmen) mogen alleen worden aangesloten
op spanningen die 16 V
Ethernet RJ45
6
Externe computerapparatuur aangesloten op de ethernetverbinding moet
voldoen aan de normen IEC 60950 en UL 60950.
7
GENIbus
47
+24 V
50
+24 V
51
AI1
8
53
+24 V
54
AI2
57
AI3
58
GND*
Alle klemmen (behalve netklemmen) mogen alleen worden aangesloten
op spanningen die 16 V
156
Data
1 x 100-240 VAC ± 10 %, 50/60 Hz
GENIbus
(Bevestig de afscherming met een
kabelklem.)
Reserve-accu
Digitale ingang
en 22,6 V
of 35 VDC niet overschrijden.
rms
piek
Service-aansluiting
Toevoer naar sensor. 30 mA,
beveiligd tegen kortsluiting
Toevoer naar sensor. 30 mA,
beveiligd tegen kortsluiting
Ingang voor analoog signaal,
0-20/4-20 mA of 0-10 V
Toevoer naar sensor. 30 mA,
beveiligd tegen kortsluiting
Ingang voor analoog signaal,
0-20/4-20 mA of 0-10 V
en 22,6 V
of 35 VDC niet overschrijden.
rms
piek
Diagram
CU 3X2
L
L
N
N
PE
CU 3X2
IO 351
A1
A
Y1
Y
B1
B
10
11
12
13
14
47
50
1
51
53
2
54
3
57
58