7.3.3 Geveldoorvoer (C11)
Bij gebruik van een geveldoorvoer (C11) geldt:
De opbouw van het gekozen systeem moet toelaatbaar zijn.
1
Controleer of de verticale pijplengte binnen de minimale en maximale lengte valt (zie Tabel 7-5).
1
Controleer of de horizontale pijplengte (exclusief geveldoorvoer) binnen de minimale en maximale lengte valt
(zie Tabel 7-5).
3
In de onderstaande tabellen is standaard 1 bocht opgenomen in het concentrisch systeem, het is mogelijk extra bochten
toe te voegen. Per extra bocht wordt de maximale toegestane horizontale lengte van het concentrisch systeem verkort.
Te weten:
- Een extra 90° bocht verkort de maximaal toegestane lengte van het concentrisch systeem met 2 meter.
- Een extra 45° bocht verkort de maximaal toegestane lengte van het concentrisch systeem met 1 meter.
3
Er dient altijd minimaal 1 meter verticaal op het toestel geplaatst te worden tenzij anders aangegeven in de tabel.
1
Bepaal de juiste afstelling van het toestel (zie Tabel 7-5).
1
Stel het toestel juist in met bijvoorbeeld een restrictieschuif en een luchtinlaatgeleider (zie paragraaf 8.2).
De rozet van de geveldoorvoer is te klein om de opening bij doorvoer door brandbaar materiaal af te dichten. Daarom
moet eerst een hittebestendige tussenplaat van voldoende grootte op de muur worden bevestigd. Vervolgens wordt de
rozet op de tussenplaat gemonteerd.
3
Plaats bij gebruik van een geveldoorvoer de geveldoorvoer met een afschot van 1 cm per meter naar buiten ter
voorkoming van inwaterend regenwater.
Ins tal lati ehandleiding
26