4. Trek de bovenkant van het wiel naar
buiten om het bovenste kogelschar-
nier uit de draagarm te verwijderen.
Let op dat de afstandsringen er niet
afvallen.
5. Breng het gewenste aantal af-
standsringen op de draadtap van het
kogelscharnier aan en schuif deze
tegen het scharnier. Raadpleeg de
volgende afbeelding en de RICHT-
LIJN VOOR DE AFSTELLING VAN
DE WIELVLUCHTHOEK hieronder.
6. Breng het kogelscharnier door de
bus van de wieldraagarm aan.
7. Plaats de overige blokjes op de
draadtap van het kogelscharnier te-
gen de bus.
Monteer
MERK OP
gingsmoer van het kogelscharnier
nooit rechtstreeks op de bus van de
wieldraagarm. Monteer altijd min-
stens één afstandsring tussen de
moer en de bus.
8. Breng de bevestigingsmoer aan en
draai deze aan tot 42 N•m - 54 N•m.
9. Breng de bevestigingsmoer aan en
draai deze aan tot 42 N•m - 54 N•m.
vmo2009-010-001_b
BLOKPOSITIE
1. Positie 1
2. Positie 2
de
bevesti-
_______________
OPMERKING: De ingestelde hoek
heeft betrekking op de scharnieras van
het stuursysteem.
Richtlijn voor de afstelling van de
wielvluchthoek
OPMERKING: Zowel links als rechts
verwijst positie 1 naar de kant van de
moeren en positie 2 naar de kant van
het kogelscharnier.
WIELVLUCHT-
HOEK
11°
12°
13°
14°
15°
Richtlijn voor het afstellen
van de ophanging
Het rijgedrag en comfort van uw voer-
tuig zijn afhankelijk van de afregeling
van de ophanging.
De ophanging kan worden afgeregeld
in functie van het gewicht van de be-
stuurder, persoonlijke voorkeuren, rij-
snelheid en staat van het terrein.
Pas de instelling uitgaande van de fa-
brieksinstellingen één voor één aan.
De afregelingen vooraan en achteraan
hangen onderling samen. Na de afre-
geling van de voorschokdempers kan
het bijvoorbeeld nodig zijn de achter-
schokdemper opnieuw af te regelen.
Maak een proefrit met het voertuig
in dezelfde omstandigheden; terrein,
snelheid, rijhouding bestuurder enz.
Wijzig één afregeling en test opnieuw.
Ga systematisch te werk tot u tevre-
den bent.
UW RIT AANPASSEN
BLOKPOSITIE
1
2
1
4
2
3
3
2
4
1
5
0
77