1.4.4
Lokaal Montage
De nauwkeurigheid van de XMT1000 wordt beïnvloed door de locatie van de stroomcel in de procesleidingen en door
de oriëntatie van de transducers. Houd u dus naast de toegankelijkheid voor onderhoud aan de volgende
installatierichtlijnen:
• Plaats de stroomcel zodanig dat er ten minste 10 pijpdiameters rechte, ongestoorde stroming stroomopwaarts
en
5 leidingdiameters van rechte, ongestoorde stroming stroomafwaarts van het meetpunt (zie Figuur 4
hieronder). Ongestoorde stroming betekent het vermijden van bronnen van turbulentie in de vloeistof (bijv.
kleppen, flenzen, expansiestukken, ellebogen, enz.), het vermijden van wervelingen en het vermijden van
cavitatie.
10
• Plaats de transducers op een gemeenschappelijk axiaal vlak langs de leiding. Plaats ze ook aan de zijkant
van de pijp in plaats van aan de boven- of onderkant, omdat de bovenkant van de pijp de neiging heeft om
gas op te hopen en de bodem om bezinksel op te hopen. Elke omstandigheid zal een ongewenste
verzwakking van de ultrasone signalen veroorzaken. Er is geen vergelijkbare beperking met verticale
leidingen, zolang de vloeistofstroom naar boven gericht is om vrije val van de vloeistof of een minder dan
volle leiding te voorkomen (zie
Stroomrichtin
LET OP!
meterelektronica. De transducer en aansluitdoos fungeren als een koellichaam dat de
transducer beschermt tegen hoge en lage temperaturen.
PanaFlow™ XMT1000
Figuur 4: Minimale vereisten voor rechte buizen
Figuur 5
hieronder).
Figuur 5: Goede en slechte stroomcel-/transduceroriëntaties
Plaats geen thermische isolatie op of rond de transducers, de aansluitdozen of de
Stroomrichtin
Horizontale
stroomcel
GOED
SLE
GOED
Hoofdstuk 1. Installatie
5D
Verticale
stroomcel
SLE
5