Instelling van de hoogte van het apparaat ten opzichte van de rolstoel.
De hoogteverhouding kan worden gewijzigd door de bout (C) schroef van de klemhouder los te draaien en de
•
klemhouder op de breedte-instelplaat omhoog of omlaag te bewegen. Meet beide kanten om een gelijkmatige
hoogte-instelling te verzekeren.
Na het klemmen moeten de klemkaken zich in het midden van de voorste rolstoelbuizen bevinden of op een punt
•
waar een recht stuk buis is dat iets groter is dan het klembereik van de klemkaken
Opgelet! Vermijd het klemmen op ongelijke stukken buis.
Opgelet! Het aanbevolen aandraaimoment voor bout C is 35 Nm (Newtonmeter).
Instellen van de klemkaken
Stel de breedte, hoek en diepte zo in dat de klemkrachten gelijkmatig over beide zijden worden verdeeld
Stel de breedte van de klemkaken af op de voorste buizen van het onderstel van de rolstoel door de
•
quickreleasehendels naar beneden te bewegen, zodat het klemmechanisme in/uit de behuizing kan schuiven. Zie
figuur 11 hierboven.
Sluit de snelspanhendel wanneer het midden van de klemkaken evenwijdig is aan de hartlijn van de rolstoelbuizen.
•
Om een smallere rolstoel te kunnen plaatsen, kunnen de het klemhouders aan beide zijden aan de binnenkant
•
worden geplaatst. Zie figuur 19 hieronder. Druk de quickreleasehendels naar beneden, schuif de breedte-instelstang
naar buiten, draai klemhouder om en plaats vervolgens de klemmen, pas de breedte van de klemkaken aan de vorm
van het voorframe van de rolstoel aan door ze in en uit de behuizing te schuiven, wanneer het midden van de
klemkaken uitgelijnd is met het voorframe van de rolstoel, sluit u de quickrelease hendels.
Opgelet! De spanning van de hendel kan worden aangepast door middel van een moer aan de andere kant
van de hendel. Zie figuur 11 hierboven.
Versie 10/21
Figuur 19. Verschillende hoogte-instelposities.
Pagina 30 van 55
C
PAWS UM NL