EEN TEKEN-UW-EIGEN-KAART-TRAINING
CREËREN
Om een teken-uw-eigen-kaart-training te gebruiken,
moet u zijn aangemeld bij uw iFIT-account (zie stap 3
op bladzijde 25) en moet het bedieningspaneel zijn ver-
bonden met een draadloos netwerk (zie VERBINDEN
MET EEN DRAADLOOS NETWERK op bladzijde 28).
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Kies een teken-uw-eigen-kaart-training.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
Druk onderaan het scherm op de toets Create
(creëren) om een teken-uw-eigen-kaart-training te
selecteren.
3. Een training tekenen op de kaart.
Schuif met uw vingers over het scherm of typ in
het zoekvak om naar het gebied op de kaart te
navigeren waar u een training wilt tekenen. Druk
op het scherm om het startpunt van de training toe
te voegen. Druk vervolgens op het scherm om het
eindpunt van de training toe te voegen.
Als u de training wilt starten en eindigen op het-
zelfde punt, drukt u op Close Loop (rondje sluiten)
of Out & Back (naar buiten en terug) in de kaartop-
ties. U kunt ook selecteren of de training overgaat
op de weg.
Als u een fout maakt, drukt u op Undo (ongedaan
maken) in de kaartopties.
Het scherm geeft de hoogte- en afstandsstatistie-
ken voor de training weer.
4. De training opslaan.
Druk op de opties op het scherm om de training
op te slaan. Voer een titel en beschrijving voor de
training in, indien gewenst.
5. Zich klaarmaken voor de training.
Druk op Start Workout (training starten); de
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van de Bluetooth-
hoofdtelefoon, zie bladzijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
6. De training starten.
Druk op End Warmup (opwarming beëindigen) of
loop tot de opwarmingsperiode eindigt om met de
training te starten. De training werkt op dezelfde
manier als een aanbevolen training (zie stap 5 op
bladzijde 23).
7. Schakel het bedieningspaneel uit als u klaar
bent met het gebruik van de loopband.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL UITSCHAKELEN
op bladzijde 19.
24
DE HANDMATIGE MODUS GEBRUIKEN
1. De sleutel in het bedieningspaneel plaatsen.
Zie HET BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op
bladzijde 19. Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
2. Het startscherm selecteren.
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal
het startscherm verschijnen nadat het bedienings-
paneel is opgestart.
Als een training is geselecteerd, drukt u op het
scherm en volgt u de aanwijzingen om de training
te beëindigen en om terug te keren naar het start-
scherm. Als een instellingenmenu is geselecteerd,
drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om terug te
keren naar het startscherm.
3. Zich klaarmaken voor de training.
Om de loopbandriem te starten, drukt u op
Manual Start (handmatige start) op het scherm
of op de toets Start op het bedieningspaneel. De
loopbandriem zal beginnen te bewegen op een
lage snelheid en er zal een opwarmingsperiode
beginnen.
Voor het gebruiken van de ventilator, zie blad-
zijde 29.
Voor het gebruiken van een hartslagmonitor, zie
bladzijde 29.
4. De snelheid van de loopband veranderen zoals
gewenst.
U kunt de snelheid van de loopbandriem op de
volgende manieren wijzigen:
Toenametoets en afnametoets Speed (snelheid)
op het bedieningspaneel – Iedere keer dat u op
een toets drukt, verandert de snelheidsinstelling
met kleine stappen. Als u de toets ingedrukt houdt,
zal de snelheidsinstelling sneller veranderen.
Genummerde snelheidstoetsen op het bedie-
ningspaneel – Steeds wanneer u op een toets
drukt, zal de loopbandriem geleidelijk van snelheid
veranderen totdat de geselecteerde snelheids-
instelling is bereikt. Druk op twee genummerde
toetsen achter elkaar om een snelheidsinstelling
te selecteren met één decimaal, zoals bijvoorbeeld
3,5 km/u. Om bijvoorbeeld een snelheidsinstelling
te selecteren met 3,5 km/u, drukt u op knop 3 en
direct daarna op knop 5. Let op: Deze functie werkt
niet wanneer het bedieningspaneel is ingesteld op
metrische eenheden.
Snelheidsschuifregelaar op het scherm –
Wanneer u de snelheidsschuifregelaar aanraakt
en versleept, zal de loopbandriem geleidelijk van
snelheid veranderen totdat de geselecteerde snel-
heidsinstelling is bereikt.
Let op: Om de snelheidsschuifregelaar op het
scherm te zien, drukt u op het scherm op een open
plek en drukt u op de bedieningsopties om deze
functie in te schakelen.
5. De helling van de loopband veranderen zoals
gewenst.
BELANGRIJK: De eerste keer dat u de loopband
gebruikt, moet u eerst het hellingssysteem kali-
breren (zie stap 7 op bladzijde 27).
U kunt de helling van de loopband op de volgende
manieren wijzigen:
Toenametoets en afnametoets Incline (helling)
op het bedieningspaneel – Steeds wanneer u
op een toets drukt, zal de helling geleidelijk veran-
deren totdat de geselecteerde hellingsinstelling is
bereikt.
Genummerde hellingstoetsen op het bedie-
ningspaneel – Steeds wanneer u op een toets
drukt, zal de helling geleidelijk veranderen totdat de
geselecteerde hellingsinstelling is bereikt.
Hellingsschuifregelaar op het scherm –
Wanneer u de hellingsschuifregelaar aanraakt en
versleept, zal de helling geleidelijk veranderen
totdat de geselecteerde hellingsinstelling is bereikt.
Let op: Om de hellingsschuifregelaar op het
scherm te zien, drukt u op het scherm op een open
plek en drukt u op de bedieningsopties om deze
functie in te schakelen.
21