VERBINDEN MET EEN DRAADLOOS NETWERK
U moet het bedieningspaneel op een draadloos
netwerk aansluiten om iFIT-trainingen en verschil-
lende andere functies van het bedieningspaneel te
gebruiken.
1. Het startscherm selecteren.
Schakel het bedieningspaneel eerst in en steek
de sleutel in het bedieningspaneel (zie HET
BEDIENINGSPANEEL INSCHAKELEN op blad-
zijde 19). Let op: Het kan maximaal een paar
minuten duren voordat het bedieningspaneel
klaar is voor gebruik.
Kies vervolgens het startscherm (toets Home).
Wanneer u het bedieningspaneel inschakelt, zal het
startscherm verschijnen nadat het bedieningspaneel
is opgestart. Als een training is geselecteerd, drukt
u op het scherm en volgt u de aanwijzingen om de
training te beëindigen en om terug te keren naar
het startscherm. Als een instellingenmenu is gese-
lecteerd, drukt u op de terugtoets (pijlsymbool) om
terug te keren naar het startscherm.
2. Het draadloze netwerkmenu selecteren.
Druk op de menutoets (symbool van drie horizon-
tale lijnen) en druk vervolgens op Wi-Fi om het
draadloze netwerkmenu te selecteren.
3. Inschakelen van Wi-Fi
®
.
Zorg ervoor dat Wi-Fi is ingeschakeld. Als dit niet
het geval is, druk dan op de wisseltoets Wi-Fi om
het in te schakelen.
4. Een draadloze netwerkverbinding instellen en
beheren.
Als Wi-Fi is ingeschakeld, vertoont het scherm een
lijst met beschikbare netwerken. Let op: Het kan
even duren voordat de lijst met draadloze netwer-
ken wordt weergegeven.
Let op: U hebt een eigen draadloos netwerk
nodig en een 802.11b/g/n router met geactiveerde
SSID-broadcast (verborgen netwerken worden niet
ondersteund).
Als een lijst met netwerken wordt weergegeven,
drukt u op het gewenste netwerk. Let op: U zult
uw netwerknaam (SSID) moeten weten. Als uw
netwerk een wachtwoord heeft, zult u ook het
wachtwoord moeten weten.
Volg de aanwijzingen op het scherm om uw
wachtwoord in te voeren en verbinding te maken
met het geselecteerde draadloze netwerk. (Zie
HET TOUCHSCREEN GEBRUIKEN op bladzijde
19 voor meer informatie over het gebruik van het
toetsenbord.)
Als het bedieningspaneel met uw draadloze
netwerk is verbonden, verschijnt er een bevesti-
gingsbericht op het scherm.
Als u problemen ervaart bij het verbinding maken
met een gecodeerd netwerk, controleert u of uw
wachtwoord juist is. Let op: Wachtwoorden zijn
hoofdlettergevoelig.
Let op: Het bedieningspaneel ondersteunt onbe-
veiligde en beveiligde (WEP, WPA™ en WPA2™)
codering. Een breedbandverbinding wordt
aangeraden; de prestaties hangen af van de
verbindingssnelheid.
Let op: Als u vragen heeft na het volgen van
deze instructies, gaat u naar my.iFIT.com voor
hulp.
5. Het draadloze netwerkmenu verlaten.
Druk op de terugtoets (pijlsymbool) om het draad-
loze netwerkmenu te verlaten.
28
HET STROOMSNOER INSTEKEN
Dit apparaat moet geaard zijn. Mocht het niet goed
functioneren of defect raken, dan biedt aarding de
weg van minste weerstand voor de stroom, waar-
door het risico op een elektrische schok afneemt.
Het stroomsnoer van het product heeft een aar-
dingsgeleider voor apparatuur en een aardestekker.
BELANGRIJK: Als het stroomsnoer beschadigd is,
moet u het vervangen met een door de fabrikant
aanbevolen stroomsnoer.
GEVAAR:
Een foutieve aanslui-
ting van de aardingsgeleider voor apparatuur
kan tot een hoger risico op een elektrische
schok leiden. Laat een erkende elektricien of
onderhoudstechnicus de aarding nakijken als
u niet zeker weet of het product juist geaard
is. Verander de stekker, die bij het product
geleverd is, niet – laat een erkende elektricien
een juist stopcontact monteren als de stekker
niet in het stopcontact past.
Volg de stappen hieronder om het stroomsnoer in
te steken.
1. Steek het aangegeven uiteinde van het stroomsnoer
(A) in de aansluiting (B) op de loopband.
A
B
2. Steek het andere uiteinde van het stroomsnoer (A)
in een juist stopcontact (C) dat goed geïnstalleerd
en geaard is volgens de geldende bepalingen en
verordeningen.
C
A
17