Inhoudsopgave
Advertenties
Printers toevoegen via LPD (TCP/IP)-protocollen
3
Selecteer het [IP (IP)]-pictogram.
Het volgende scherm zal worden
weergegeven. Voer het IP-adres
1
van de printer, de naam de van
"wachtrij" en de "naam" in. Controleer
vervolgens of de gebruikte printer in
"Drivers" geselecteerd is en klik op de
[Toevoegen (Add)]-knop.
2
3
(1)
Voer het toegewezen IP-adres van
de printer in de clientomgeving in.
4
(2)
Voer "Ip" als wachtrijnaam in.
(3)
Het IP-adres dat in Stap (1)
ingevoerd is, zal worden
weergegeven. Voer een naam in.
In deze procedure wordt C931
(LPD) als voorbeeld gebruikt.
(4)
De te gebruiken printer (PS) zal
automatisch als driver worden
weergegeven.
Als u niet goed met de printer kunt
communiceren, zal het automatisch
selecteren niet uitgevoerd worden.
Opmerking
z Wanneer de printer zich in de slaapstand bevindt,
wordt de drivers mogelijk niet correct geselecteerd.
Haal de printer uit de slaapstand en voer vervolgens
het IP-adres van de printer in [Adres] in.
4
Selecteer de afdrukopties en klik op
[Goed (OK)].
(1)
5
Het "Afdrukken & faxen"-scherm
(2)
zal worden weergegeven en de te
gebruiken printer (LPD) zal aan
(3)
de printerlijst worden toegevoegd.
Selecteer de te gebruiken printer (LPD)
(4)
als "Standaardprinter".
Op deze manier zal de gewenste printer
als standaard bij het afdrukken gebruikt
worden. Hiermee wordt de procedure
voor het toevoegen van een printer
voltooid. Sluit het "Afdrukken & faxen"-
scherm.
- 116 -
Advertenties
Inhoudsopgave
