3.4.3
USER PROGRAM (gebruikersprogramma's)
U kunt een maximum van vier gebruikersprogramma's (U1 tot U4) instellen. Elk programma
wordt in 10 segmenten ingedeeld. Voor elk segment kan zowel de snelheid als de hellingsgraad
worden ingesteld. Selecteer een gebruikersprogramma, door op PROGRAM te drukken totdat USER
PROGRAM wordt weergegeven. Bevestig uw keuze met ENTER.
Een gebruikersprogramma aanmaken of wijzigen:
1.
Kies met behulp van de toetsen INCLINE UP/DOWN of SPEED +/- een van de vier gebruikersprogramma's
(U1 tot U4). Bevestig uw keuze met ENTER.
2.
Voer met de toetsen INCLINE UP/DOWN of SPEED +/- de gewenste trainingsduur in. Bevestig
uw invoer met ENTER.
3.
Nu kunt u de gewenste niveaus voor snelheid en hellingsgraad voor elk segment invoeren. Druk
op de toetsen INCLINE UP/DOWN of op de sneltoetsen om de gewenste hellingsgraad voor het
lopende segment in te voeren. Ga op dezelfde manier te werk voor de snelheid met de toetsen
SPEED +/- of de sneltoetsen. Bevestig uw invoer met ENTER.
4.
Herhaal deze stap voor de volgende negen segmenten.
5.
Druk op START om met de trainingssessie van start te gaan. Het gebruikersprogramma wordt
automatisch opgeslagen.
Een opgeslagen programma starten:
1.
Kies met behulp van de toetsen INCLINE UP/DOWN of SPEED +/- een van de vier gebruikersprogramma's
(U1 tot U4). Bevestig uw invoer met ENTER.
2.
Voer met de toetsen INCLINE UP/DOWN of SPEED +/- de gewenste trainingsduur in. Bevestig
uw invoer met ENTER.
3.
Druk op START om de trainingssessie direct te starten.
OPMERKING
L
Tijdens de trainingssessie kan het niveau van de snelheid en de hellingsgraad voor het lopende
segment met behulp van de toetsen INCLINE UP/DOWN of SPEED +/- of door het drukken van
de sneltoetsen worden gewijzigd. De trainingssessie is beëindigd, zodra de ingestelde afstand
afgelegd is. De computer schakelt nu automatisch over naar het cooldownprogramma. Druk op
STOP, als u het cooldownprogramma niet wil uitvoeren.
30
TM40