Invoeren van cijfers
1
Druk op
:1
(
2
Druk op de numerieke toets met het
gewenste cijfer.
•
3
Ga door met het invoeren van andere
cijfers met de numerieke toetsen.
Invoeren van symbolen
1
Druk op # tot het gewenste symbool
verschijnt.
2
Als u een ander symbool wilt invoeren,
drukt u op
te verplaatsen en daarna herhaaldelijk
op # tot het gewenste symbool
verschijnt.
Corrigeren van een verkeerde invoer
U kunt de gehele vermelding verwijderen door op Wissen te drukken. Als alternatief
kunt u de volgende procedure gebruiken voor het wissen van afzonderlijke tekens:
1
Gebruik
het verkeerde teken te plaatsen.
2
Druk op de numerieke toets met de
juiste letter om deze over het verkeerde
teken in te voeren.
•
3
Wanneer u de correcties heeft
aangegeven, drukt u op Instellen om
uw nieuwe vermelding op te slaan.
3-4
Opslaan van informatie
6
om naar de Cijfer mode
) te gaan.
Om een spatie in te voeren, drukt u
op Spatie.
2
om de cursor naar rechts
O
P
of
om de cursor onder
Als u niet weet op welke toets u
voor een letter moet drukken,
raadpleegt u 3-2.
_
Voorbeeld:
1_
Voorbeeld:
10_
Voorbeeld:
# _
Voorbeeld:
# _
Voorbeeld:
CANE _ N
Voorbeeld:
CANO _ N
Hoofdstuk 3
:1
:1
:1
:1
:1
:A
:A