Wisselen tussen de cijfer mode en de letter mode
6
Druk op
Hoofdletter mode (:A) of Kleine
letters mode (:a) te selecteren
Invoeren van letters
1
Druk op
of Kleine letters mode (
2
Druk op de numerieke toets met de letter die
u wilt gebruiken.
•
Druk op de toets tot de gewenste letter op
het display verschijnt. Door telkens op
een toets te drukken, bladert u door de
aanwezige letters.
•
Als u niet weet op welke toets u voor een
letter moet drukken, raadpleegt u 3-2.
3
Ga door met het invoeren van andere letters
met de numerieke toetsen.
•
Indien de volgende letter die u wilt
invoeren onder een andere numerieke
toets is opgeslagen, drukt u eenvoudig op
die toets tot de gewenste letter op het
display verschijnt.
-of-
Als de volgende letter die u wilt invoeren
onder dezelfde toets staat als waar u bij
stap 2 op heeft gedrukt, drukt u op
de cursor naar rechts te verplaatsen.Druk
vervolgens op de betreffende numerieke
toets tot de gewenste letter op het display
verschijnt.
•
Om een spatie in te voeren, drukt u op
Spatie.
Hoofdstuk 3
:1
om de Cijfer mode (
),
6
om naar de Hoofdletter mode (
:a
) te gaan.
_
_
_
:A
)
Voorbeeld:
_
Voorbeeld:
C _
Voorbeeld:
CA _
2
om
Opslaan van informatie
:1
(Cijfer mode)
:A
(Hoofdletter mode)
:a
(Kleine letter mode)
:A
:A
:A
3-3