GEBRUIKSAANWIJZING
1° BEDRIJFSOMSTANDIGHEDEN
- Voor schone vloeistoffen zonder schuurmiddelen, zonder
zwevende vaste stoffen, niet explosief, niet agressief voor de
pompmaterialen, met een maximum temperatuur van
60°C(CM22-CM32)
90°C (CFM-CBM-2CM-CM)
- Maximale einddruk die in het pomphuis wordt toegelaten: 10
bar.
- Installatie in goed geventileerde ruimten, beschermd tegen
weersinvloeden, met een maximum kamertemperatuur van
40°C.
- Maximale spanningsvariatie ten opzichte van de nominale
waarde op het typeplaatje: ±6%.
2° Installatie
Centrifugaalmotorpompen moeten worden geïnstalleerd met
de rotoras horizontaal en de poten naar beneden.
Bovendien kunnen zij ook op andere plaatsen worden
geïnstalleerd, op voorwaarde dat zij worden ondersteund door
stijve en stabiele leidingen en dat het mogelijk is het pomphuis
en de afvoer van het condenswater dat zich in de motor
verzamelt, te vullen en af te voeren.
Vermijd om veiligheidsredenen elke plaats waar de motor zich
onder de pomp bevindt.
Plaats de pomp zo dicht mogelijk bij de aanzuigbron.
3° Leidingen
Bevestig alle leidingen aan de steun, zodat ze geen spanning,
rek of trillingen op de pomp overbrengen.
De diameter van de binnenbuis is afhankelijk van de vereiste
capaciteit.
Indien mogelijk moet de diameter een vloeistofsnelheid mogelijk
maken die niet hoger is dan
1.5 m/s tijdens het zuigen en 3 m/s tijdens de bevalling.
De pijpdiameters hoeven nooit kleiner te zijn dan de
pompaansluitingen.
De aanzuigleiding moet volkomen luchtdicht zijn en naar boven
worden geleid om luchtzakken te voorkomen.
Voor zuigwerking moet een met zeefjes uitgeruste klep worden
gemonteerd, die altijd ondergedompeld moet zijn.
Voor aanzuiging uit een opslagtank moet een
terugslagklep worden gemonteerd. Monteer een
schuifafsluiter voor een positieve aanzuighoogte.
Volg de plaatselijke specificaties bij het verhogen van de
netwerkdruk.
Monteer een schuifklep in de persleiding om levering,
opvoerhoogte en opgenomen vermogen in te stellen.
Installeer een manometer.
Bij een geodetische opvoerhoogte van meer dan 15 m moet een
terugslagklep tussen de pomp en de afsluiter worden
gemonteerd om de pomp tegen waterslag te beschermen.
Zorg ervoor dat de binnenzijden van de buizen schoon
zijn alvorens ze aan te sluiten.
4° Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde elektricien in overeenstemming met de
plaatselijke voorschriften.
Het toestel moet correct geaard zijn.
Plaats de aansluitklemmen volgens de instructies op het
plaatje dat in de condensatordoos zit.
Installeer een voorziening voor het loskoppelen van de
voeding, met een contactopening van ten minste 3 mm in
alle polen.
Bij driefasenmotoren moet een overbelastingsbeveiliging worden
aangebracht die overeenkomt met de nominale stroom.
Eenfasige pompen worden geleverd met een condensator
aangesloten op de aansluitklemmen en met een ingebouwde
thermische beveiliging voor 230-240 V - 50 Hz.
5° Opstarten
Controleer of de as met de hand draait.
Daartoe hebben de kleinere pompen een
schroevendraaierinkeping aan de ventilatiezijde van het
aseinde.
3