3. Dompel de sensor in de kalibratie-oplossing. Gebruik de pijltoets
en
OMHOOG
oplossing in te voeren. Als de temperatuurcompensatie UIT is,
raadpleeg
Bijlage A op pagina 93
de geleidbaarheidswaarde met de gecorrigeerde temperatuur vast
te stellen.
Opmerking: Als de invoer van de waarde van de kalibratie-
oplossing langer dan 6 seconden duurt, verwisselt de display
tussen de weergave van de celconstante en de temperatuurwaarde.
4. Druk op
ENTER
5. De display toont de nieuwe waarde van de celconstante en CELL.
Druk op
ENTER
6. De transmitter blijft in HoLD-modus. Druk nogmaals op
De transmitter blijft gedurende ongeveer 20 seconden na de
kalibratie in de HoLD-modus en keert dan naar de meetmodus
terug.
Opmerking: Herhaal de kalibratie als "Err" wordt weergegeven.
Opmerking: De si792x C-PA-transmitter kan niet volgens deze
methode worden gekalibreerd.
8.1.3
Kalibratie volgens vergelijking of
procesmonster
De sensor kan worden gekalibreerd door het proceswater met een
draagbaar instrument te meten of door een procesmonster te nemen en
de waarde daarvan in het lab te meten (één-punt kalibratie) De sensor
hoeft tijdens deze kalibratie niet uit het proces te worden verwijderd. De
monstertemperatuur moet overeenkomen met de gemeten
procestemperatuur voor nauwkeurige resultaten.
1. Druk op
CAL
kort CAL PRD en dan StorE tonen.
NAAR RECHTS
om de waarde op te slaan.
.
, voer het wachtwoord: 1105 in,
om de waarde van de kalibratie-
om van de kalibratie-oplossing
Kalibratie
ENTER
. De display zal
ENTER
.
73