Bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van
respectievelijk 150 kPa en 200 kPa hebben. Controleer de
bandenspanning na elk gebruik. De bandenspanning kan
het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Smeren
U dient de machine om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks te
smeren, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden. De machine moet vaker worden gesmeerd bij
gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden.
Type vet: Universeel smeervet
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Smeer de voorwielen.
3. Overtollig vet opnemen.
De parkeerrem controleren
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine
stopt of deze onbeheerd achterlaat. U moet de parkeerrem
elke dag controleren om er zeker van te zijn dat deze goed
werkt.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Als de achterwielen blokkeren en slippen wanneer u de
tractor naar voren probeert te duwen, is geen afstelling
nodig. Als de wielen draaien en niet blokkeren, moet u
de rem afstellen; neem contact op met een erkende
Service Dealer.
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat dat
benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine zo dat de linkerkant iets lager staat
dan de rechterkant, zodat alle benzine uit de tank kan
lopen. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in
werking, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het
contact.
2. Verwijder de motorkap.
3. Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar toe en
schuif de slangklem over de brandstofslang in de
richting van de brandstoftank.
4. Trek de brandstofslang van het filter (Fig. 25) en laat de
benzine in een jerrycan of opvangbak lopen.
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een
uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.
5. Monteer de brandstofslang op het filter. Schuif de
slangklem over de slang heen tot dicht bij het filter om
de slang op het filter vast te zetten.
6. Plaats de motorkap terug.
Figuur 25
1. Brandstoffilter
25
m–1884
1