Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het
best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
1. Til de stoel op en draai de 4 bouten los (Fig. 3).
2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de
bouten weer vast.
1
Figuur 3
1. Bout
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar het maaimes in of uit.
Het maaimes inschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) langzaam in de
stand Ingeschakeld (Fig. 4).
2
1
Figuur 4
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
m–5951
3
3. Maaikoppelingshendel
(aftakas)
12
Het maaimes uitschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Schakel de aftakas uit (Fig. 4).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) stelt u de
maaimachine in op de gewenste maaihoogte. De
maaihoogte kan in vier standen worden gezet, van ongeveer
3,8 tot 9 cm.
1. Schakel de aftakas uit.
2. Zet de maaihoogtehendel (maaikastverstelling) in de
gewenste stand en laat de hendel langzaam vrijkomen
totdat deze in de inkeping vastzit (Fig. 5).
1
7,5 cm
5,5 cm
3,8 cm
Figuur 5
1. Maaihoogtehendel (maaikastverstelling)
Starten en stoppen van de
motor
Starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 11.
Opmerking: De motor start alleen wanneer u het
rempedaal intrapt.
3. Schakel de aftakas uit (Fig. 6).
9 cm
m–5952