Schuimvorming
Door vullen, een roerwerk of andere processen in de tank, kan zich op het
mediumoppervlak deels schuim vormen, dat het zendsignaal zeer sterk dempt.
Wanneer schuim leidt tot meetfouten, moet u instrumenten met geleide radar
toepassen.
4.4
Meetopstellingen - doorstroming
Montage
In principe moet voor de montage van het instrument op het volgende worden gelet:
•
•
•
•
•
Channel
Vooringestelde curves:
Een flowmeting met standaard curves is eenvoudig in te stellen, omdat specificatie
van de afmetingen van de goot niet nodig is.
•
•
•
Goot met afmetingen conform ISO-norm:
Bij de keuze van deze curves moeten de afmetingen van de goot bekend zijn en via
de assistent worden ingevoerd. Hierdoor is de nauwkeurigheid van de flowmeting
beter dan bij de vooringestelde curves.
•
•
•
•
•
1
De opgegeven waarde houdt rekening met de blokafstand. Bij kleinere afstanden wordt de meetnauwkeurigheid minder, zie "
Technische gegevens".
SITRANS LR120, HART
Bedieningsinstructies, 10/2023, A5E49829026
Inbouw aan bovenstrooms water- resp. Inlaatzijde
Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofoppervlak
Afstand tot overstort resp. venturigoot
Afstand tot de max. hoogte van de plaat of de goot voor optimale
meetnauwkeurigheid: > 250 mm (9.843 in)
Eisen uit toelatingen voor flowmeting, bijv. MCERTS
Palmer-Bowlus-meetgoot (Q = k x h
Venturi, trapeziumvormig overstortschot, rechthoekig overstortschot (Q =
1,5
k x h
)
V-schot, driehoekig overstortschot (Q = k x h
Rechthoekig overstorschot (ISO 4359)
Trapeziumvormig overstortschot (ISO 4359)
U-vormige goot (ISO 4359)
Driehoekig overstortschot, dunwandig (ISO 1438)
Rechthoekig overstortschot, dunwandig (ISO 1438)
4.4 Meetopstellingen - doorstroming
1
1,86
)
2,5
)
Monteren
17