Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

REMKO PGM 30 Handleiding pagina 7

Inhoudsopgave

Advertenties

§ 12 Oppervlaktetemperaturen
De ondernemer moet ervoor zorgen dat hete oppervlak-
ken die niet onmiddellijk vereist zijn voor het werk en die
in werk- en loopzones liggen, zo tegen toevallig aanra-
ken beschermd worden, dat verwondingen zijn uitgeslo-
ten. Dit geldt niet voor delen van verbruiksinrichtingen,
waarbij het gevaar door verbranding herkenbaar is.
§ 13 Dichtheden / Ondichtheden
(1) De ondernemer moet ervoor zorgen dat verbruiks-
inrichtingen alleen werken als zijn onder gasdruk
staande installatiedelen bij de op grond van de
voorziene bedrijfswijze te verwachten chemische,
thermische en mechanische belastingen dicht blij-
ven.
(2) Verbruiksinstallaties moeten dicht worden aange-
sloten aan toevoerleidingen.
(3) De ondernemer moet ervoor zorgen dat voor het
opsporen van ondichtheden alleen gasopsporings-
apparaten en middelen gebruikt worden, waardoor
het eventueel uitstromende gas niet ontstoken
wordt.
(4) Bij ondichtheden moet de bijhorende afsluitinrich-
ting gesloten worden. Ontstekingsbronnen moeten
geëlimineerd worden, tot het uitgestroomde, niet-
verbrande gas verwijderd is.
(5) Ondichte drukgasflessen moeten onmiddellijk,
voorzover dit zonder gevaar mogelijk is, uit de be-
dreigde zone verwijderd en dienovereenkomstig
gekenmerkt worden.
(6) De ondernemer moet ervoor zorgen dat drukregel-
apparaten met versleten of beschadigde dichtingen
niet worden aangesloten. Versleten of beschadig-
de dichtingen moeten vervangen worden.
(7) De ondernemer moet ervoor zorgen dat drukvaten
met versleten of beschadigde dichtingen terug wor-
den gebracht naar de gasleverancier.
(8) Drukregelapparaten mogen alleen worden aange-
sloten aan drukgasflessen als de aansluitingen op
elkaar zijn afgestemd.
§ 14 Beluchtingsinrichtingen/Gasafvoerleidingen
(1) De ondernemer moet ervoor zorgen dat installaties
volgens § 1 punt 1 nr. 2 en 3 alleen in ruimtes wor-
den opgesteld die zo be- en ontlucht zijn, dat er in
de ruimtelucht geen gevaarlijke explosieve atmos-
feer, geen voor de gezondheid schadelijk afvoer-
gas-luchtmengsel en geen zuurstofgebrek optre-
den kan.
(2) In de open lucht opgerichte installaties moeten zo
worden opgesteld, dat de vereiste natuurlijke venti-
latie niet verhinderd wordt.
(3) Voorzover technische beluchtingsinrichtingen nood-
zakelijkerwijs geïnstalleerd zijn, moeten deze voor
ingebruikname van de verbruiksinrichtingen in be-
drijf gesteld worden. Voorzover natuurlijke be-
luchtingsinrichtingen noodzakelijkerwijs voorhanden
zijn, moeten deze werkzaam worden gemaakt.
(4) Tijdens het bedrijf van de verbruiksinrichtingen
moeten beluchtingsopeningen open worden
gehouden.
(6) De ondernemer moet ervoor zorgen dat verbruiks-
inrichtingen die niet aangesloten hoeven te worden
aan gasafvoerinstallaties en de verbrandingslucht
naar de ruimte leiden, alleen werken als
– de ruimtes goed be- en ontlucht zijn en
– het aandeel voor de gezondheid schadelijke
stoffen in de ingeademde lucht geen schadelijke
concentraties bereikt.
§ 15 Buitenbedrijfstelling van verbruiksinrichtingen
(1) De ondernemer moet ervoor zorgen dat de
gastoevoer naar de verbruiksinrichtingen onder-
broken kan worden om ongecontroleerd uittreden
van gas bij buitenbedrijfstelling en bedrijfsrust van
de verbruiksinrichtingen te kunnen verhinderen.
(2) De ondernemer moet ervoor zorgen dat de
gastoevoer naar de hele verbruiksinstallatie
gemakkelijk kan worden onderbroken.
(3) De gastoevoer naar de verbruiksinrichtingen en
naar de verbruiksinstallatie moet:
– aan het einde van het werk of bij langere
werkonderbrekingen, voorzover een
verbruiksinstallatie niet doorlopend werkt,
– voor de beëindiging van het doorlopende
bedrijf,
– na verbruik van het vloeibaar gas,
– voordat het drukregelapparaat eraf wordt
geschroefd,
– voor het losmaken van leidingen en
– bij storingen of gevaar
onderbroken worden.
§ 17 Brandbeveiliging bij verbruiksinstallaties
(1) Verbruiksinrichtingen moeten zo werken, dat
brandgevaar verhinderd is en verbrandingen en
brandwonden vermeden worden.
(2) De ondernemer moet ervoor zorgen dat
verbruiksinrichtingen in ruimtes en omgevingen
waarin rekening moet worden gehouden met
gevaarlijke explosieve atmosferen, alleen werken
met inachtneming van de brand- en explosie-
beveiligingsmaatregelen.
(3) Als het brandgevaar in de omgevingen volgens
punt 2 om constructieve of bedrijfstechnische
redenen niet restloos geëlimineerd kan worden,
dan moet de ondernemer de te treffen veilig-
heidsmaatregelen voor het afzonderlijke geval
vastleggen in een gebruiksaanwijzing.
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Pgm 30 ePgm 60Pgm 60 e

Inhoudsopgave