Belangrijke montage-instructie
Bij de montage resp. demontage van de gasslang moet,
rekening houdend met de linkse schroefdraad, met een
gaffelsleutel SW 19, aan de gasaansluitnippel van het
apparaat tegengehouden worden.
Dit geldt eveneens voor de drukregelaar, de slang-
breukbeveiliging en alle andere gascomponenten.
Gasslang losdraaien
Draai de wartelmoer
met de klok mee.
Voor alle werkzaamheden aan de gastoevoer en bij
een vervanging van de gasflessen moeten alle
afsluitkleppen gesloten zijn en er mogen geen
ontstekingsbronnen in de onmiddellijke omgeving
aanwezig zijn.
Belangrijke instructies bij bevroren voedings-
installaties
Door onvoldoende gedimensioneerde voedingsinstal-
laties bestaat het gevaar dat de drukgasfles of het
drukvat bevriest. Doordat de gasdruk daalt is een
goede toevoer naar de verbruiksinrichting met gas in
veel gevallen niet meer gegarandeerd.
Onvolkomen verbranding, schadelijke afvoergassen of
het doven van de vlam zijn het gevolg. Daarom moet
de voedingsinstallatie zo groot worden gekozen, dat
zulke problemen niet kunnen ontstaan.
De eliminering van de kristallijne rijpaanslag mag niet
gebeuren door open vuur, gloeiende voorwerpen of
stralers. Een toereikende gastoevoer voor de ver-
bruiksinstallatie kan gegarandeerd worden door het
gebruik van een verdamper.
De gastoevoer moet overeenkomstig de
aansluitwaarde van het apparaat (zie typeplaatje), de
bedrijfsduur en de omgevingstemperatuur van de
toevoerfles ontworpen worden.
Om sterk bevriezen van de flessen te vermijden raden
wij in principe het gebruik van een batterij van min. 3
flessen aan.
Al naargelang de capaciteit van het apparaat en de
bedrijfsduur kan de batterij flessen met behulp van de
meerflessenset (toebehoren) worden uitgebreid.
10
Gasslang vastdraaien
Draai de wartelmoer
tegen de klok in.
Opbouw meerflessenset
Om een gelijkmatige gasontname te garanderen
moeten alle kleppen van de flessen geopend zijn.
slangbreukbeveiliging
drukregelaar
HD-slang 0,4m
T-aansluiting
Tankgasinstallaties
Bij de aansluiting van de apparaten aan tankgasinstal-
laties moet afhankelijk van de buisleidinglengte voor
een toereikende buisdimensionering gezorgd worden.
Om een foutloze werking van het apparaat te garande-
ren valt het aan te bevelen om in de onmiddellijke nabij-
heid van het apparaat een vast ingestelde drukregelaar
met een uitgangsdruk van 1,5 bar en een dienovereen-
komstige gasstromingssnelheid (zie typeplaatje van het
apparaat) en een op de betreffende voordruk afgestem-
de en toegelaten afsluitinrichting te monteren.
Ter vermijding van functiestoringen aan de regel- en
veiligheidsinrichtingen van het apparaat door stoffen
zoals roest en stof aan de gastoevoerleiding resp. tank
is de inbouw van gasfilters voor de regel- en veiliheids-
inrichtingen van de apparaten noodzakelijk gebleken.
Belangrijke instructies voor drukgasflessen
De drukgasflessen moeten zijdelings achter het
apparaat worden opgesteld.
De flessen mogen nooit door de warmeluchtstroom
van het apparaat verwarmd of ontdooid worden.
Er bestaat explosiegevaar!
Flessen met vloeibaar gas mogen tijdens het bedrijf
van het apparaat nooit liggend gebruikt worden.
Gasontsnapping in de vloeibare fase.
gasslang naar apparaat