Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
13.2
De koelmiddelleiding aansluiten
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
13.2.1
De koelmiddelleidingen op binnenunit
aansluiten
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze
niet worden blootgesteld aan stoffen die componenten met
koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de componenten
gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is
tegen corrosie of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING:
MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
▪ Leidinglengte. Houd de koelmiddelleiding zo kort mogelijk.
▪ Flareverbindingen.
Sluit
flareverbindingen aan op de unit.
▪ Isolatie. Isoleer de koelmiddelleiding op de binnenunit als volgt:
A
a
b
c
1
A B
A
Gasleiding
B
Vloeistofleiding
a
Isolatiemateriaal (lokaal te voorzien)
b
Kabelbinders: Groot (accessoire)
c
Isolatiedelen: Groot (gasleiding), klein (vloeistofleiding)
(accessoire)
d
Flaremoer (bevestigd op de unit)
e
Aansluiting koelmiddelleiding (bevestigd op de unit)
f
Unit
g
Afdichtingskussens: Middelgroot (gasleiding) (accessoire)
1
Draai de naden van de isolatiedelen naar boven.
2
Bevestig ze aan de basis van de unit.
3
Maak de kabelbinder vast rond de isolatiedelen.
4
Draai het afdichtingskussen van de basis van de unit tot
de bovenkant van de flaremoer rond de
koelmiddelleiding.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de hele koelmiddelleiding is geïsoleerd.
Blote leidingen kunnen condensatie veroorzaken.
14
Elektrische installatie
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
FXDA10~63A2VEB
VRV-systeemairconditioner
3P599562-1B – 2020.10
MATIG
ONTVLAMBAAR
de
koelmiddelleiding
B
d
b
e f
a
b
c
d
b
3
2
3
1
g
4
meeraderige
kabel
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding
van minstens 3 mm om het contact volledig te verbreken
onder overspanningscategorie III.
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn
vertegenwoordiger,
gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen om
een gevaarlijke situatie te voorkomen.
14.1
Specificaties van de
standaardcomponenten van de
bedrading
Onderdeel
(a)
Voedings
MCA
kabel
Spanning
Fase
Frequentie
Draaddikte
n
met
Transmissiebedrading
Kabel
gebruikersinterface
e f
Aanbevolen lokale
zekering
Reststroomapparaat
2
(a)
MCA=Minimum circuitampère. De opgegeven waarden zijn
maximumwaarden (zie elektrische data van binnenunit voor
precieze waarden).
14.2
Elektrische bedrading aansluiten
op de binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de
binnenkant van het servicedeksel).
▪ Voor instructies over de aansluiting van de optionele
apparatuur, zie de bij optionele apparatuur geleverde
montagehandleiding.
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD
op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
als
14 Elektrische installatie
zijn
servicevertegenwoordiger
Klasse
10
15~32
40
0,3 A
0,4 A
0,5 A
220~240 V
1~
50/60 Hz
2
1,5 mm
(3-aderige kabel)
H07RN-F (60245 IEC 66)
0,75 tot 1,25 mm² (2-aderige kabel)
H05RN-F (60245 IEC 57)
Gebruikersinterface - maximum 500 m
6 A
Moeten voldoen aan de toepasselijke
wetgeving
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
of
50+63
0,6 A
19