C
Installatie met stoffen kanaal onderaan en
luchtinlaatrooster
a
Plafondoppervlak
b
Plafondopening
c
Flens (lokaal te voorzien)
d
Canvasaansluiting voor luchtinlaatpaneel (lokaal te
voorzien)
e
Kanaal
f
Opening luchtinlaatpaneel (lokaal te voorzien) met
luchtfilter (lokaal te voorzien)
INFORMATIE
Voor sommige opties kan extra serviceruimte vereist zijn.
Raadpleeg de montagehandleiding van de gebruikte optie
vóór de installatie.
Vereisten minimum vloeroppervlakte
VOORZICHTIG
De totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem mag niet
groter
zijn
dan
de
vloeroppervlakte van de kleinste kamer van het systeem.
Voor de vereisten voor de minimum vloeroppervlakte voor
binnenunits,
zie
gebruiksaanwijzing van de buitenunit.
12.2
De binnenunit monteren
12.2.1
Richtlijnen bij de installatie van de
binnenunit
INFORMATIE
Optionele apparatuur. Lees ook de installatiehandleiding
van de optionele apparatuur bij de installatie hiervan.
Afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse, kan het
gemakkelijker zijn om eerst de optionele apparatuur te
installeren.
Installatie-opties
INFORMATIE
De unit kan worden gebruikt met onderaanzuiging door de
verwisselbare plaat te vervangen door de steunplaat van
het luchtfilter.
a
b
a
a
Luchtfilteropsluitplaat met luchtfilter (accessoire)
b
Verwisselbare plaat
▪ Luchtfilter. Bevestig het luchtfilter (accessoire) door de haken in
te drukken (2 haken voor type 10~32, 3 haken voor type 40~63).
achteraanzuiging
FXDA10~63A2VEB
VRV-systeemairconditioner
3P599562-1B – 2020.10
vereisten
voor
de
minimum
de
montagehandleiding
onderaanzuiging
2
1
▪ Sterkte van het plafond. Controleer of het plafond sterk genoeg
is om het gewicht van de unit te kunnen dragen. Als er enig risico
bestaat, versterk dan eerst het plafond en installeer dan pas de
unit.
▪ Gebruik bij een bestaand plafond ankers.
▪ Gebruik bij een nieuw plafond verzonken inzetstukken,
verzonken ankers of andere lokaal voorziene onderdelen.
en
a
Anker
b
Plafondtegel
c
Lange moer of koppelingsschroef
d
Ophangbout
e
Binnenunit
▪ Ophangbouten. Gebruik M10-ophangbouten voor de montage.
Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout. Bevestig de bout
goed met een moer en vulring aan de boven- en onderzijde van
de ophangbeugel.
a
b
c
b
d
e:
500
a
Moer (lokaal te voorzien)
b
Pakkingring (accessoires)
c
Ophangbeugel
d
Dubbele moer (niet meegeleverd)
e
Afstand tussen hangbouten
12‒2 Afstand tussen hangbouten (A)
Klasse
10~32
40~50
63
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
12 Installatie van de unit
2
1
b
a
c
d
e
4×
(mm)
A (mm)
740
940
1140
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
15