De volgende instellingen worden aanbevolen voor de verschillende objecten:
Persoon: Medium
Dier: Medium
Voertuig: Medium
Aanwijzing
De betrouwbaarheid van objectdetectie hangt af van lokalen factoren. Valse alarmen
kunnen in verschillende situaties voorkomen. Met name omgevingsinvloeden zoals regen,
sneeuw, insecten, vuil en moeilijke lichtomstandigheden kunnen de resultaten negatief
beïnvloeden.
Om de prestaties van de objectdetectie te optimaliseren, is het noodzakelijk om rekening te houden met
de relevante veiligheidseisen tijdens de installatie of voor het gezichtsveld van de camera (zie ook
pagina 7):
1. De installatiehoogte van de camera moet worden gekozen tussen 2 en 3 meter.
2. De objecthoogte in de geselecteerde beelduitsnede moet tussen 1/16 en 1/2 van de beeldhoogte
liggen. Als de objecten in het veld te groot of te klein zijn, worden ze mogelijk niet goed herkend.
3. Houd er rekening mee dat onder de camera een bepaald gebied niet wordt bewaakt.
4. Reflecterende oppervlakken in het beeldgedeelde kunnen de objectherkenning hinderen.
5. Zorg ervoor dat er geen takken of bladeren in het close-up-bereik van de camera in beeld zijn.
6. Gebruik geen objectdetectie in zones met een extreem hoog aantal of hoge frequentie van
objecten (mensen, dieren). Dit resulteert in een hoog aantal alarmen.
19
Nederlands