Nederlands
3.2. Installatie
LET OP!
Bij de installatie van het apparaat moet er worden gewerkt aan
de netspanning. Deze moet dus worden uitgevoerd door een
specialist volgens de in het land gebruikelijke
installatievoorschriften en aansluitvoorwaarden. Bij de montage
moet de aan te sluiten elektrische leiding spanningsvrij zijn.
Daarom moet de stroom eerst worden uitgeschakeld.
Zorg ervoor dat de stroomonderbreker gedurende de gehele
installatie uitgeschakeld blijft. Zorg ervoor dat de
stroomonderbreker niet geblokkeerd is, indien mogelijk.
Controleer de beschikbaarheid van spanning op alle palen met
een geschikt vergaderapparaat.
Gebruik het boorsjabloon om de positie van de vereiste
boorgaten te markeren, boor de gaten en breng de pluggen aan.
Aan de achterkant van de camerabehuizing zitten drie kleine
openingen voor de drie draden van de voedingskabel die op de
camera moeten worden aangesloten. Leid de drie aders bij de
betreffende punten door de rubberen afdichting. Zorg voor de
juiste kabellengte voor de navololgende aansluiting op de klem
in de voet van de houder. Monteer de handgreep van de houder
op de aangegeven camerapositie met behulp van de juiste
schroeven.
Sluit de stroomdraad die eerder door de voet is geleid,
de neutrale geleider en de aarddraad aan op de klem.
Tip: De kroonsteen kan uit de houder worden gehaald.
L = stroom geleidende draad (meestal zwart of bruin)
N = nuldraad (meestal blauw)
PE= aardleiding (groen-geel)
11