vollopen van de boot of schade aan de
boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk
remsysteem. Hij wordt afgeremd door de
weerstand van het water nadat de gashendel
werd dichtgedraaid en de motor met statio-
nair toerental draait. De remafstand varieert
afhankelijk van het brutogewicht, de toestand
van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem
eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij-
loop of in een laag toerental. Het is niet raad-
zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen
nadat hij met een hoog toerental heeft ge-
draaid.
DMU27833
Procedure
1.
Druk op de motorstopknop en houd hem
ingedrukt tot de motor helemaal stilvalt.
2.
Na het uitschakelen van de motor draait
u de ontluchtingsschroef op de brand-
stoftankdop vast en draait u de brand-
stofkraanhendel of -knop in de gesloten
stand, als uw motor daarmee is uitge-
rust.
3.
Koppel de brandstofleiding los als u ge-
bruik maakt van een externe brandstof-
tank.
NOTA:
Als de buitenboordmotor is uitgerust met een
motoruitschakelkoord kan de motor ook wor-
den uitgeschakeld door aan de koord te trek-
ken en de clip van de motoruitschakelaar te
verwijderen.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig-
heden (ofwel trim naar boven of trim naar
beneden) kan ervoor zorgen dat de boot
instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur-
baar is. Dat doet de kans op een ongeluk
toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt
of als hij moeilijk te besturen is, vertraag
dan en/of regel de trimhoek bij.
Werking
ZMU02041
31