12 Koeling
In principe zijn er twee mogelijkheden om de warmte-
pomp voor de klimaatregeling van ruimten in te zetten:
de "passieve koeling' en de "actieve koeling'.
Het wezenlijke verschil vormt hier het compressorbe-
drijf. Terwijl bij de passieve koeling de compressor niet
benodigd is (dus passief is), werkt de compressor bij
de actieve koeling wel (is dus actief).
Een ander onderscheid bestaat erin dat met de warm-
tebronnen aardbodem en grondwater zowel een pas-
sieve als een actieve koeling mogelijk is. Met de warm-
tebron buitenlucht is echter alleen een actieve koeling
mogelijk.
De passieve koeling is de goedkopere variant. Ook is
de temperatuurverlaging van 3-4 K dikwijls absoluut
voldoende om in de zomer een behaaglijk ruimtekli-
maat te creëren.
Met de actieve koeling is daarentegen een hoger koel-
vermogen mogelijk.
De passieve koeling maakt gebruik van het feit dat
aardbodem en grondwater vanaf ongeveer 8 meter
diepte het hele jaar door ongeveer 9 °C, tot 10 °C in
de zomer, koeler zijn dan de buitenlucht resp. binnen-
ruimten.
Dit temperatuurverschil volstaat om met aardbodem
en grondwater een gebouw te koelen. Om direct te
koelen, kunnen aanvullend ventilatorconvectoren,
koelmantels, vloerverwarmingen of betonkernactive-
ring worden ingezet.
LET OP
Door de koeling met lage aanvoertempera-
turen is condensvorming aan het warmtever-
deelsysteem door onderschrijding van het
dauwpunt te verwachten. Als het warmtever-
deelsysteem niet op dergelijke bedrijfsom-
standigheden voorzien is, dient het met ge-
schikte veiligheidsinrichtingen, bijv. dauw-
puntbewakingen (als toebehoren te koop), te
worden beveiligd.
VERWIJZING
Indien de verwarmingsvlakken voor verwar-
men en koelen worden gebruikt, moeten de
regelkleppen voor verwarmen en koelen ge-
schikt zijn.
Aanvullend dient bij koeling een dauwpuntbe-
waking te worden ingezet.
AANWIJZING
Aanbevolen toebehoren dauwpuntbewaking
inzetten.
8
De ruimtethermostaat van de koelfunctie
(als toebehoren te koop, optioneel)
De ruimtethermostaat dient voor het vrijgeven en uit-
schakelen van de koelfunctie:
I
Gebruik van de koelfunctie
Het programma van de verwarmings- en warmte-
pompregelaar activeert de koelfunctie alleen als aan
de onderstaande voorwaarden is voldaan:
●
Warmtepomptype met geïntegreerde koelfunctie
●
De ruimtethermostaat van de koelfunctie is inge-
schakeld
●
De temperatuur van de warmtebron bedraagt
≥ 5 °C
●
De warmtepomp is niet bezig met "verwarmen'
of "warmtapwaterbereiding'.Als het programma
van de warmtepompregeling het commando
"warmtapwaterbereiding' aan de warmtepomp
geeft, wordt de koelfunctie van de warmtepomp
automatisch uitgeschakeld voor de duur van de
warmtapwaterbereiding
●
Op het bedieningselement is onder de rubriek
"Bedrijfswijze koeling' de instelling "Automatisch'
gekozen
●
De met het bedieningselement ingestelde bui-
tentemperatuurvrijgave is overschreden
Gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar
De koelfunctie kan in twee varianten worden gebruikt::
Variant 1:
Handmatig omschakelen van verwarmen naar
koelen (en omgekeerd). Hierbij wordt met een
vast ingestelde aanvoertemperatuur gewerkt.
Gebruiksaanwijzing van de verwarmings- en
warmtepompregelaar
Variant 2:
Automatisch omschakelen van verwarmen naar
koelen (en omgekeerd). Hierbij kan een koel-
curve worden toegepast.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83053700lNL | ait-deutschland GmbH
Koelfunctie ingeschakeld
Koelfunctie uitgeschakeld