17 Meten van diodes
Een diode laat stroom slechts in een richting door. Multimeters hebben
vaak een diode-testfunctie waarmee de doorlaatrichting van een diode kan
worden bepaald. Deze functie is meestal gecombineerd met het meten of
er verbinding bestaat. De ingebouwde pieper geeft een geluidssignaal als er
verbinding bestaat.
Diodes kunnen ook doorgemeten worden met de weerstandsfunctie van de
multimeter. Als u een zeer kleine weerstand meet, dan meet u in de
doorlaatrichting, als u een zeer hoge weerstand meet, dan meet u in de
sperrichting.
Bouw eerst een eenvoudige schakeling met een LED. Deze bestaat uit een
LED en een weerstand van 1 kΩ. Neem ook nog een diode op in de
stroomkring. Bouw tegelijkertijd op het experimenteerbord een tweede
LED-schakeling op. In deze schakeling bouwt u de diode echter in
omgekeerde richting in. De richting van de diode herkent u aan een ring aan
een kant van het cilindervormige deel. Als u nu de batterij aansluit, gaat er
maar een LED branden. De andere blijft gedoofd, omdat de diode in de
voedingsleiding in de sperrichting geschakeld is. Onthoud welke LED brandt
en welke niet. Maak vervolgens de batterij los.
Stel de multimeter in op weerstandsmeting en houd de meetpennen tegen
beide zijden van een diode, net als u bij het meten van weerstand doet.
Doe dat voor beide diodes. Als het display '1--' aangeeft, dan heeft u in de
sperrichting gemeten. Als er een meetwaarde wordt getoond, dan heeft u
in de doorlaatrichting gemeten.
Als u in de sperrichting blijkt te hebben gemeten bij de brandende LED, dan
heeft u de meetpennen verkeerd om tegen de diode gehouden. Let bij het
testen van diodes dus steeds op de polariteit. De rode meetpen moet tegen
de zijde met de ring worden gehouden. In principe moet u echter in de
stroomrichting van de schakeling meten.
50