34
UltraView PTZ
Gebruikershandleiding
5. Voer voor elke stap die u wilt programmeren, de
volgende informatie in:
•
Het vooringestelde nummer (0-128).
•
De doorlooptijd voor elke stap (1-31 seconden).
De standaard doorlooptijd is 2 seconden.
•
De snelheid waarmee de camera zich tussen twee
vooringestelde posities verplaatst. Hiervoor kunt u
kiezen uit vier instellingen: SLW (slow-langzaam),
MED (medium-normaal) en FST (fast-snel). Druk op
iris + om door de snelheidsinstellingen te bladeren.
•
Het zoomniveau (stilzetten (FZ) of uitgezoomd (ZO)
of normaal (--)).
•
De titel (TTL) (in- of uitgeschakeld).
6. Om het programmeren van een traject te voltooien
selecteert u het nummer van de stap en drukt u op de iris
--toets. Het PTZ tour programming-menu (PTZ-traject
programmeren) wordt weergegeven.
Opmerking: Als het nummer van de stap niet is geselecteerd, wordt
de stap verwijderd wanneer u op de iris --toets drukt.
7. Navigeer naar optie 2 om het traject ter controle af te
spelen en druk op iris + om naar het vorige menu terug
te keren.
Bekijk de volgende afkortingen voor een beter begrip van het programmeren van vooringestelde trajecten:
•
ST = Stap van het vooringestelde traject. Er kunnen maximaal 64 vooringestelde trajecten worden
ingesteld en deze moeten voor een vooringesteld traject worden ingesteld.
•
POS = Vooringesteld nummer dat aan die stap van het traject wordt toegewezen.
•
DW = Doorlooptijd of hoeveelheid tijd waarop een positie wordt vastgehouden voordat het
traject doorgaat.
•
SPD = Snelheid waarmee de camera naar de volgende vooringestelde positie wordt verplaatst.
•
ZM (ook FZ of ZO) = Zet het laatste beeld stil terwijl het traject doorgaat naar de volgende
vooringestelde positie. ZO zoomt eerst uit, verplaatst het traject vervolgens naar de volgende
vooringestelde positie en zoomt daarna tot de zoomfactor van het vooringestelde nummer.
•
TTL = Schakelt de vooringestelde titel in of uit.