2. Voer een van de volgende handelingen uit om de
fabrieksinstellingen (Afbeelding 9) van de in het vorige
menu geselecteerde functie terug te zetten:
•
Selecteer optie 1 om de huidige instellingen te
bewaren.
•
Selecteer optie 2 om de huidige instellingen te
verwijderen en de fabrieksinstellingen opnieuw te laden.
Dit kan enige tijd in beslag nemen. Het scherm wordt bijgewerkt
en er wordt een teller met de geschatte tijd weergegeven.
Automatic slow shutter (Autoslow-sluiter)
Schakel de autoslow-sluiterfunctie (Afbeelding 10) in of uit om
de sluitersnelheid van de camera te verminderen voor een betere
beeldkwaliteit in donkere omgevingen.
Opmerking: Deze functie is standaard uitgeschakeld en is alleen
beschikbaar op camera's waarop zich de dag/nacht-functionaliteit
bevindt.
Zie
Belichting regelen
op pagina 41 voor meer informatie over
lichtinstellingen.
Autopan speed (Automatische draaisnelheid)
Selecteer de snelheid waarmee de camera automatisch wordt
gedraaid. Gebruik de joystick of het numerieke toetsenblok om een
van de drie snelheidsinstellingen te selecteren: slow (langzaam),
med (normaal, standaard) of fast (snel) (Afbeelding 11).
Afbeelding 9.Bevestiging van Clear memory
(Geheugen wissen)
Afbeelding 10.Autoslow shutter-menu (Autoslow-
sluiter)
Afbeelding 11.Autopan speed-menu (Automatische
draaisnelheid)
Hoofdstuk 1
11
Programmeren