2. Monteer de 3 draadeinden op de grondplaat van de camera met een schroefborgend
middel. Wanneer dat voor uw installatie nodig is kunt u draadeinden gebruiken van
verschillende lengten.
3. Schuif de schuimpakking over de draadeinden en druk het stevig op zijn plek op de voet.
4. Sluit de voedingskabel, de BNC-videokabel en de netwerkkabel aan op de camera en
voer de kabels door de gaten in het midden.
5. Plaats de camera op het montageoppervlak zodat de draadeinden door de uitgeboorde
gaten steken.
6. Maak de vereiste verbindingen met de vrije uiteinden van de kabels.
7. Schuif een platte ring en daarna een borgring op ieder draadeinde.
8. Zet de camerabehuizing vast op het montageoppervlak met de meegeleverde moeren,
zorg er daarbij voor dat de pakking goed op zijn plaats blijft zitten onder de voet van
de camera.
Draai de moeren vast met een aanhaalmoment van 5,0 N·m (3,7 lbf·ft).
Er zijn moerkapjes meegeleverd voor een netter uitziende afwerking wanneer de montage
zichtbaar is.
De camera monteren met de optionele montagesteun
De optionele montagehouder wordt gebruikt wanneer toegang tot de onderkant van het
montageoppervlak beperkt is. Volg de onderstaande instructies om de camera-unit te
monteren met de montagesteun.
34