• Blokkeer de ruimte (gearceerd deel in de onderstande afbeel-
ding) met afdichtingsmateriaal zoals de kit indien kleine beestjes
zouden kunnen binnendringen.
Raak de hogedrukleiding niet
aan in het
deel tijdens de bekabeling.
Ruimte
(Blok met
afdichtingsmateriaal)
6-3 Aansluiten van de kabels
Kabels met hoge spanning (voedingskabels, werkingsuitgangs-
kabels voor koeling en aardkabel)
Voeding
(1 fase 220~240V)
Overbelasting
X1M
circuitonderbreker
(Aardlekschakelaar)
Aardkabel
Voeding
aansluitingenblok
Bevestig de
L
N
Isolerende mof
Voedingskabel
Aarde-aansluiting
Aardkabel
• Wanneer twee kabels op één enkel aansluitpunt worden aange-
sloten, zodanig aansluiten dat de draadoogcontacten met de ach-
terkant tegenover elkaar komen te staan.
• Zorg er eveneens voor dat de dunste kabel bovenaan komt en zet
de twee kabels tegelijkertijd vast aan de kunststof haak met
behulp van de meegeleverde klem (1).
Ronde
Aansluitingenblok
klemaansluiting
Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en bedradingsvereisten
• Voor aansluiting van het apparaat moet een voedingscircuit worden
geïnstalleerd (zie onderstaande tabel). Dit circuit moet beveiligd wor-
den met de vereiste beveiligingsinrichtingen, bijv. een hoofdschake-
laar, een vertragingszekering voor elke fase en een
aardlekschakelaar.
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.
• Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming
met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen.
• De specificaties voor te gebruiken bedrading voldoen aan
IEC60245.
• Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van omman-
telde leidingen.
• Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omman-
telde leidingen worden gebruikt.
Fase en
frequentie
φ1, 50Hz
LCBKQ3AV1
Specificaties serkingsuitgangskabels voor koeling
Dikte van elektrische draad
Max. kabellengte
10
gearceerde
X1M
Werkingsuitgangskabel
voor koeling
Bevestig de
werkingsuitgangskabels voor
koeling (S1, S2) via de
bijgeleverde klem.
Bevestig de
voedingskabels (L/N fases)
via de bijgeleverde klem.
Klem (1)
Kabel: dun
Kabel: dik
Kunststof
onderlegringen
Minimum
Aanbevo-
Voltage
circuit
len zeke-
amp.
ringen
220-240V
15A
20A
2
0,75~1,25mm
130m
VOORZORGSMAATREGEL
• Zie "6-1 Voorbeeld van bekabeling van het gehele systeem" bij
het aansluiten van de werkingsuitgangskabel. De compressor kan
defect raken als de werkingsuitgangskabel niet is aangesloten.
Kabels met lage spanning (transmissiekabels, werkingsin-
gangskabels voor koeling en kabels voor de afstandsbediening-
schakelaars)
Sluit de kabels met lage spanning aan tussen de boostereenheid en
de buitenunit, de boostereenheid en het geïntegreerde warmtebestu-
ringspaneel en de afstandsschakelaar door te verwijzen naar de
onderstaande afbeelding.
<Voorzorgsmaatregegelen voor kabels met lage spanning>
• Sluit nooit de 220-240V voeding aan op de stroomklemblok van
kabels met lage spanning. Het volledige systeem zou beschadigd
kunnen geraken.
• Isoleer kabels met lage spanning van de kabels met hoge span-
ning (voedingskabels, werkingsuitgangskabels voor koeling en
aardkabel) met tenminste 50 mm.
• Installeer kabels met lage spanning altijd middels een snoer of
2
kabel van 0.75-1.25 mm
(duplex) met een vinylmantel.
• Installeer kabels met lage spanning binnen de hieronder beschre-
ven limiet. Het overschrijden van de limiet kan transmissieproble-
men geven.
De afstand tussen de boostereenheid en de buitenunit: 100 m
<Aansluiting voor transmissiekabel en werkingsingangkabel
voor koeling>
<Buitenunit>
In-Out Out-Out Out-Multi
F1F2 F1F2 F1F2 T1T2 F1F2 1 2
Transmissie-
kabel
Sluit nooit de voedingskabel aan
Werkingsingangskabel
voor koeling
Werkingsingangskabel voor koeling
50mm of meer
Kabels met lage spanning Transmissiekabel
Kabels met hoge spanning
<Aansluiting voor kabel voor afstandsbedieningskabel>
• Stel de werkingsschakelaar op "Afstand" zoals aangegeven in de
onderstaande afbeelding om op te starten en af te sluiten van op
afstand.
• Gebruik een afstandsbedieningsschakelaar die een contact heeft
dat kan instaan voor de minimum toepasbare belasting van
DC12V/1mA.
REMOTE
OFF
ON
6-4 Controleren van de apparatuur en de installa-
tiecondities
Controleer de volgende punten.
<Voor diegenen die de elektrische verbindingen maken>
Zie "6-2 Aansluiten van de binnenkomende kabels".
1.
Controleer op defecten in de voedingsbedrading of loszittende
moeren. Zie "6-3 Aansluiten van de kabels".
2.
Is de isolatie van het hoofdvoedingscircuit verouderd?
Meet de isolatie en controleer of de isolatie boven de normale
waarde is overeenkomstig de betreffende plaatselijke en lande-
lijke bepalingen.
<Voor diegenen die de leidingen aanleggen>
1.
Zorg ervoor dat de leidingdiameter correct is.
Zie "5-1 Uitkiezen van het leidingmateriaal".
2.
Zorg ervoor dat alle isolatiewerk is uitgevoerd.
Zie "5-6 Warmte-isolatie voor leidingen".
3.
Zorg er voor dat er geen defect is in de koelmiddelleiding.
Zie "5. KOELMIDDELLEIDINGEN".
REMOTE
OFF
ON
<Boostereenheid>
In-Out
Bevestig de kabels met
lage spanning via de
bijgeleverde klem
Afstandsbedieningsschakelaar
(tussen 1 en 2)
Constant
a-contactingang
Nederlands