GEBRUIKSAANWIJZING Trillingsmeter PCE-VS11/ PCE-VS12
4.2.4 Filter en integrator
De PCE-VS11/12 is in staat om trillingsversnellingen of trillingssnelheden te monitoren. U heeft de
keuze uit een reeks van hoog- en laag-pass-filters. Bij versnelling is het maximale frequentiebereik
0,1 Hz tot 10 kHz, bij een snelheid van 2 tot 1000 Hz. Het frequentiebereik stelt u in via het
setupmenu. Informatie over de verschillende frequentie bereiken bij de monitoring van roterende
machines vindt u in hoofdstuk 9.
De instelling van filters en integrator is alleen voor het monitoren in een tijdbereik (effectieve en
peakwaarde) relevant. In de FFT-modus is deze gedeactiveerd.
4.2.5 Waarschuwings- en alarmgrenzen
Via het menupunt "RMS/Peak" kiest u de monitoringsgrootte. Effectieve waarden (RMS) worden
meestal bij vibraties gemeten, peakwaarden (Peak) meestal bij afzonderlijke stoten.
De alarmgrens ("Alarm limit") bepaald de schakelgrens van de relaisuitgang. Deze wordt bij de
versnelling ingevoerd in de eenheid m/s² en bij de snelheid in de eenheid mm/s. Het toegestane
waardebereik is 0,1 tot 500,0.
De waarschuwingsgrens ("Warning limit") wordt procentueel tot de alarmwaarde ingevoerd.
Toegestane waarden liggen tussen 0 en 99%. De waarschuwingsgrens kan bij de PCE-VS11 gebruikt
worden om via de led's een optische indicatie te geven, alvorens een alarm geactiveerd wordt (zie
hoofdstuk 4.3).
De Teach-in-factor dient voor het vaststellen van de grenswaarde met de automatische
inmeetfunctie (zie hoofdstuk 7). Deze functie bepaald met welke vermenigvuldigingsfactor de
alarmgrens boven de gemeten max. waarde gezet wordt. De waarschuwingsgrens wordt bij de
Teach-in altijd op 50% gezet.
De instelling van de monitoringsgrootte en alarmgrens is alleen voor het monitoren in een tijdbereik
(effectieve en peakwaarde) relevant. Voor de FFT-modus wordt de alarmgrens in het FFT-scherm
ingesteld (zie hoofdstuk 6).
4.2.6 Schakeluitgang
De PCE-VS11/12 bevat een PhotoMOS-Relais als schakelaar. De schakelfunctie kan in een
selectiemenu vastgesteld worden. Het relais kan bij een waarschuwing of alarm sluiten of openen.
De inschakelvertraging ("Power-on delay") is de tijd tussen het inschakelen van de voedingsspanning
en de activering van de monitoringsfunctie. Hiermee kan vermeden worden, dat na het inschakelen
foute alarmen worden afgegeven, door het activeren van de signaalverwerking. U kunt een waarde
instellen tussen 0 en 99 seconden.
De schakelvertraging ("Dely") is de tijd tussen het overschrijden van de alarmgrens en het activeren
van het relais. Bij nul reageert het relais meteen. U kunt hier een waarde instellen tot max. 99
seconden.
De hold-tijd ("Hold time") is de tijd tussen het overschrijden van de alarmgrens en het
terugschakelen van het relais naar de normale schakeltoestand. Deze instelling kan nuttig zijn,
wanneer een minimale alarmeringstijd gewenst is. Het waardebereik voor deze instelling is 0 tot 9
seconden.
8