4
Pas de breedtegeleider aan de breedte van het afdrukmateriaal aan. Oefen niet te veel
druk uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring ontstaat of het
papier scheef trekt.
5
Nadat u het papier hebt geplaatst, stelt u het papiertype en het formaat in voor de MPF.
Zie "Het Papierformaat instellen" voor kopiëren en faxen of "Tabblad Papier" voor
afdrukken vanaf een computer.
OPMERKING: De instellingen van het printerstuurprogramma nemen de
instellingen van het bedieningspaneel over.
OPGELET: Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op
transparanten. Hiermee voorkomt u dat de transparanten bij het uitvoeren
scheuren.
6
Na het afdrukken schuift u de papiersteun in en sluit u de MPF.
Tips voor het gebruik van de MPF
•
Plaats uitsluitend afdrukmateriaal van hetzelfde formaat tegelijkertijd in de MPF.
•
Voeg geen papier toe als de MPF nog papier bevat. Hierdoor kan het papier vastlopen.
Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia.
•
Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog en de bovenrand eerst
in de MPF en zorg ervoor dat het materiaal midden in de lade ligt.
•
Plaats alleen afdrukmaterialen in het apparaat die voldoen aan de specificaties op
"Richtlijnen voor afdrukmedia". Zo voorkomt u dat het papier vastloopt en er
problemen ontstaan met de afdrukkwaliteit.
•
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst plat voordat u deze in de
MPF plaatst.
•
Wanneer u via de MPF afdrukt op media van 76 x 127 mm, opent u de achterklep voor
een rechte papierbaan, om papierstoringen te voorkomen.
•
Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op transparanten. Hiermee
voorkomt u dat de transparanten bij het uitvoeren scheuren.
- 161
-